28
Restricties
Het jaagpad langs het Noord-Hollands kanaal
diende ombelemmerd te worden gelaten zoals
op de datum van het contract. Tenslotte volgt
ook hier weer de verbodsbepaling, "dat op
gezegden werf geene andere reparatiën aan zee
schepen mogen worden gemaakt, dan die welke
dadelijk moeten worden verrigt en van dien
aard zijn dat de scheepen niet naar Amsterdam
kunnen varen". Evenals bij de werf "De Hoop"
had de permanente commissie uit het Amor
tisatie Syndicaat bemoeienis met deze overeen
komst, die op 27 september 1832 door koning
Willem I werd goedgekeurd. Eerder hadden
twee andere Helderse ondernemers een perceel
van het Domein gepacht. Het waren Jan van
Bruggen en de bouwkundige Augustinus Sen-
derman die beiden aan het Nieuwediep woon
den en op 1 december 1831 voor den tijd van
tien achtereenvolgende jaren een stuk grond
hadden gepacht, gelegen tussen de berastering
van het Maritiem Etablissement en de tuin van
de havenmeester J. Creemer. Deze grond grens
de aan de werf van Hooglant en Van Herwer
den. Vrijwel gelijkertijd als Edward Taylor en
zijn compagnons was een andere scheepsbouw
meester op zoek naar accommodatie aan het
Nieuwediep. Het was de Medemblikker Jan
Lastdrager, die, geboren te Hoom in mei 1785,
sinds 1809 te Medemblik woonachtig was en
daar zijn bedrijf uitoefende.
Zuiderzee-problemen
Door de toenemende onbevaarbaarheid van de
Zuiderzee geraakten de Westfriese zeehavens
meer en meer onbereikbaar. Een ontwikkeling
die de economische neergang bevorderde. De
lading van de grotere zeeschepen diende steeds
vaker op de rede van Texel in kleinere vaartui
gen, lichterschepen, te worden overgeladen. De
opheffing van 's Rijks marinewerf te Medemblik
en de overplaatsing van veel personeel naar "Het
Nieuwewerk" aan het Nieuwediep alsmede de
aanleg van het Groot Noord-Hollands kanaal in
de twintiger jaren van de negentiende eeuw,
waardoor datzelfde Nieuwediep tot voorhaven
van Amsterdam uitgroeide, deed meerdere
ondernemers uit de Westfriese havensteden
besluiten eveneens naar Den Helder te trekken.
Zo ook Jan Lastdrager. Met zijn 24-jarige zoon
Simon won hij informatie in omtrent de voorma
lige werf van Van Westerholt. Blijkbaar achtten
de informanten de aangeboden werf voor hun
plannen te krap bemeten, maar de beide com
missionairs wisten raad. Zij stelden zich in ver
binding met de heren Van Bruggen en Sender-
man en kwamen overeen 1040 vierkante ellen
van de door hen in 1831 gepachte grond met toe
stemming van de Domeinen aan hen over te dra
gen. De totale oppervlakte bedroeg nu 2940 vier
kante ellen tegen een huurprijs van twee cent per
vierkante el; in totaal dus ƒ58,80 per jaar. De
pachtovereenkomst werd te Alkmaar gepasseerd
ten overstaan van notaris A.R de Lange op 20
oktober 1834 tussen Jacob Hooglant namens zijn
sociëteit van Commercie onder de firma
Hooglant en Van Herwerden, Jan en Simon Last
drager en de heren Jan van Bruggen en Augus
tinus Senderman.
Averij
Spoedig na deze datum zullen de werkzaamhe
den zijn begonnen. Geregeld liepen schepen
met averij het Nieuwediep binnen en vaak met
zodanige schade dat Amsterdam voor hen niet
te bereiken was. Andere, kleinere vaartuigen
dienden gebreeuwd of gekoperd te worden en
vonden dan hun weg naar een van de beide
werven, "De Eikenboom" of "De Hoop". Jan
Lastdrager, die aanvankelijk zelf in Medemblik
was blijven wonen, kwam zelf ook naar Den
Helder om zijn zoon bij te staan. Hij vestigde
zich met zijn vrouw, Catharina de Jong, even
eens aan het Nieuwediep. Helaas overleed hij
hier op 63-jarige leeftijd, op 8 juni 1848 "na
een korte en hevige ongesteldheid" zoals de
kennisgeving in het "Weekblad van Den Helder
en het Nieuwediep" van 12 juni vermeldde.
"Zij, die den braven man in zijne betrekkingen
als Echtgenoot en Vader gekend hebben, zullen
gevoelen hoe zwaar mij en mijn kinderen dit
verlies ten neder drukt". Hij werd begraven op
de Algemene Begraafplaats te Huisduinen,
waar zijn vrouw hem "aan de gevolgen van een