133
Hiertoe behoorden '"t Fortuyn" buiten de
Raampoort en "De Jaagschuit" en "De Haan"
bij de Weteringpoort.
Voor de welvaart van Amsterdam leverden al
deze werven een niet geringe bijdrage, maar de
komst van de Fransen heeft deze conjunctuur
gevoelige nijverheid in de grootste moeilijkhe
den gebracht. Het continentaal stelsel, vanuit
Parijs gedicteerd, belemmerde handel en
scheepvaart. Slechts de kustvaart via de
Waddenzee en naar het zuiden via de
Zuidhollandse en Zeeuwse wateren wierp nog
enig rendement af evenals de binnenlandse
beurtvaart of binnenschipperij.
Terugslag
Onder deze omstandigheden kon het niet
anders of ook de werven moesten de gevolgen
hiervan ondervinden. Er werden geen schepen
meer besteld, de werven lagen stil en ten dele
verlaten.
Stille getuigen van deze economische ontred
dering vinden we in de vele annonces in de
"Amsterdamsche Courant". In het Oudezijds
Herenlogement hielden de makelaars hun vei
lingen van vast goed en maar al te vaak maak
ten de werven deel uit van de in veiling te bren
gen percelen.
Helaas onderging ook "De Haan" dit lot. In de
Amsterdamsche Courant van 11 januari 1821
lezen we dat de werven "De Haan" en "Het
Fortuyn" beide zijn overgegaan in handen van
de firma "Van Hall en Boelen".
Jan Hoogenbosch heeft deze neergang niet lang
overleefd. Waarschijnlijk ten gevolge van een
epidemie overleed hij in het Buitengasthuis op
18 maart 1823.
Inmiddels vonden er aan het Marsdiep grote
veranderingen plaats. De door Napoleon in
gang gezette bouw van het nieuwe marine-sta-
blissement trok ambachtslieden van heinde en
ver naar "Willemsoord". Op de plaats waar
eens de werven van Korff en Van Westerholt
hadden gelegen verrezen nu de z.g. Franse
magazijnen en het droge dok.
Nieuwe koers
In de haven "Het Nieuwediep" verschenen naast
de schepen van de oorlogsmarine steeds meer
koopvaarders die hier hun goederen overlaad
den in de lichterschepen, omdat Amsterdam ten
gevolge van het verzanden van de vaargeulen in
de Zuiderzee, steeds moeilijker te bereiken was.
Veel havenarbeiders trokken naar Helder om
hier een "boterham en met wat er op" te verdie
nen; laders, lossers, slepers enz. Omdat de
schepen zo snel mogelijk gelost moesten wor
den, konden de havenarbeiders niet te ver uit de
buurt van de haven wonen. Zij zochten hier een
plekje en bouwden van allerlei materiaal een
behuizing om droog te slapen. Er werd met
name hout en stro gebruikt en zo ontstond het
"strooien dorp", het begin van de Visbuurt.
Na de debacle met hun vaders werf in 1821
waren Pieter en Kees Hoogenbosch eveneens
naar Helder getrokken en door de gedegen
opleiding in het scheepstimmervak die zij bij
hun vader hadden genoten, vonden zij weldra
een baan op Willemsoord. Het familieverhaal
gaat, dat Pieter z'n toekomstige vrouw,
Cornelia de Vaan (geboren te Oudeschild in
1803) "ontdekte" op de tjalk van haar vader,
toen hij voor reparatie op "De Haan" lag.
Werk op Willemsoord
Ze trouwden in Helder in 1826 en woonden ten
westen van de berastering van de werf. Op 35-
jarige leeftijd, toen hij als getuige optrad bij het
huwelijk van zijn schoonzuster Clasina de Vaan
met de huistimmerman Frederik Berling (24-4-
1834), was Pieter kommandeur der scheepstim
merlieden en in 1844 feliciteerde zijn neef Frans
Weezendorp hem vanuit Elmina op de westkust
van Afrika met zijn bevordering tot baas.
Na twee jongere kinderen (Johannes en Dirk)
verloren te hebben, werd Johannes geboren en
later ook Theodorus op 12 juni 1831.
Deze Theodorus, die Dirk werd genoemd, moest
een ambacht leren. Een zuster van zijn moeder
was getrouwd met bakker Cornelis Veeger in