WERKEN AAN DIJKEN EN WEGEN (1777 -1820)
Het dorpsbestuur van Huisduinen en Den
Helder had vele taken. Buiten het rechtspre
ken en besturen passeerden vele zaken het
Huisduiner raadhuis. Of zoals gemeentesecre
taris Abraham Schoon in de jaren 1790
treffend boven de notulen schreef "ter tafel
gebracht". Ook het onderhouden van dijken
en wegen viel hieronder.
Dergelijk werk vond plaats na een aanbesteding
van het bestuur "van en over den Lands van
Huijsduijnen en de Helder". De schout-baljuw was
ook dijkgraaf en de schepenen-regenten waren
tevens heemraden. Zij maakten de werkzaamhe
den openbaar door "affichien, bekendmakingen en
omroeping". De "conditiën, voorwaarden en
bestek" met, indien nodig, een tekening werden
"ten Raadhuijse van Huijsduijnen gepresenteerd".
Als we deze voorwaarden lezen dan blijken ze
duidelijk gesteld en juridisch waterdicht, vooral
naar het dorpsbestuur toe. En mochten er tijdens
de uitwerking van het werk tussen de opdracht
gevers en aannemer een verschil van mening
ontstaan, dan was het volgende artikel van toe
passing: "Zo er enige duijsterheid in dit bestek of
daarbij gevoegde tekening mogt gevonden wor
den of te voor en komen, zal de uitlegging daar
van staan aan de besteders, en den aannemer zig
daarna moeten voegen en onderwerpen".
Het werk werd toegewezen aan de aannemer
die de laagste prijs bij inschrijving of afslag
gemijnd had, mits hij twee garant staande bor
gen had. Maar deze aannemer werd niet alleen
het werk gegund. Alle kosten van de aanbeste
ding zoals: de registratie, zegels, bekendmakin
gen, de omroeper, veilgeld en alle ambtelijke
stukken a dertig cent per bladzijde kwamen ook
voor zijn rekening.
De enige tegemoetkoming die hier tegenover
stond was het "drenkgeld" (drinkgeld). Nadat het
werk was afgeschouwd en in orde bevonden door
de schout en schepenen, vond de uitbetaling
plaats door de gemeentesecretaris of de schot-
gaarder (belastingontvanger). Deze werkzaamhe
den werden over het algemeen gefinancierd van
de accijnzen op de eerste levensbehoeften.
Dijkherstel
Een dijkdoorbraak van de zeedijk aan de oostzijde
van het Marsdiep, nabij de havenmond van het
Nieuwediep, vormde de aanleiding voor een aan
besteding in oktober 1777.
"De aannemer sal de kruijn van de dijk twaalf
voete breet moete maken te verheelen aan de dijk
bij de paaltjes no 1 en 2 van daar lopende tot de
paaltjes no 3 en 4 en zoo voorlopende tot aan de
zeedijk op eguale hoogte en soo hoog als het
hoogste van de dijk is".
Bij deze doorbraak was alleen de met gras
begroeide kruin weggeslagen, de stenen zee
glooiing bleef onbeschadigd. De dijkgraaf en
de heemraden hadden daar ter plekke paaltjes
in de grond laten slaan om de bestekvoorwaar-
den per paaltje te kunnen beschrijven.
"Het cluft tusschen de paaltjes no 3 en 4 en de
zeedijk in zal den aannemer van de binnenkant
der kruin flauw moete maken tot het paaltje van
het land bewesten dit park".
Deze kluft zal aan de buitenzijde van de dijk
nabij het Wierhoofd nu thv. restaurant Lands
End) gelopen hebben en mocht niet afgesloten
worden "den aannemer sal moeten lijden en
gedoogen dat het cluft onverhinderd van elk en
ider gebruijkt wordt".
Het land achter de doorbraak liep zuidoostwaarts
parallel langs het Nieuwediep. Op een kaart van
de landmeters Harge en Den Berger uit 1774
werd het Buitenland genoemd en moest het bij
de doorbraak egaal geploegd worden. "Den aan
nemer sal tot dit werk mogen gebruijken wagens
karren oft kruijwagen na zijn goedvinden".
De beperking bij deze laatste voorwaarde was:
niet rijden over de grond achter de dijkdoor-
128