121 of gebruikt worden dat tot de zaken van voor schreven scheepstimmerwerf Terwijl de eerstgenoemde zich belastte "met het houden der Cas, het voeren der Correspon dentie en het doen van alle ontvangsten en uit gaven viel de feitelijke bedrijfsvoering op de werf wat de scheepsbouw betrof en de benoe ming, aanstelling, schorsing en afzetting van bedienden of werklieden op de werf en werk plaatsen aan Charles Taylor toe. Naast zijn aandeel in de winsten of verliezen van de werf zou Thomas C. Zur Mühlen in elk geval jaarlijks vijfhonderd gulden ontvangen terwijl Charles Taylor maandelijks tachtig gul den zou ontvangen "en daarenboven de vrije kosteloze bewoning van het zich op de werf bevindend woonhuis terwijl bij diens overlijden de zaak met zijn zoon wordende voortgezet, laatstgenoemde met zijne moeder en verder gezin evenzeer de vrije bewoning zal blijven genieten". Wie deze zoon was blijkt uit artikel zes van de overeenkomst waarin werd bepaald dat bij onverhoopt overlijden van Charles en bij voort zetting van het bedrijf overwogen zal worden of diens zoon George voldoende capaciteiten heeft en zo ja, dan bij voorkeur boven alle anderen zal worden gekozen om als scheeps bouwmeester het bedrijf verder te leiden. Na het overlijden van zijn vader volgde hij hem ook op als vice-consul van Groot Brittanje, consul-agent voor de U.S.A. en Lloyd's Agent. Op de werf had hij de steun van de ervaren meesterknecht Piet van Dalen. Welvaart De toenemende welvaart aan het Nieuwediep verontrustte het Amsterdamse stadsbestuur. Steeds meer handelshuizen openden een vesti ging in Helder. Reeds in 1851 dienden B. en W. van Amsterdam bij de gemeenteraad een voor stel in om de stad dichter bij de zee te brengen. Een commissie werd benoemd, bestaande uit drie ingenieurs en twee gezagvoerders. Na jaren van studie en discussie in pers en par lement werd begin 1865 de eerste spade in de grond gestoken voor de aanleg van het Noordzeekanaal en ondanks vele tegenslagen bij de uitvoering van het werk vond op 1 november 1876 de officiële feestelijke opening plaats. "Eigenlijk was er geen zinnig mens in Den Helder die geloofde dat het ooit zo ver zou komen", schrijft Van Heusden in zijn "Den Helder, stad van mijn dromen". Het nieuwe kanaal betekende echter een enorme klap voor de stad aan het Marsdiep. Tussen 1878 en 1880 daalde het inwonertal van 22.030 tot 20.065; bijna tweeduizend mensen zagen geen heil meer in een langer verblijf en vertrokken naar elders. De helft van hen waren handelaren, cargadoors, scheepsagenten en middenstanders. Onder hen ook de Gebr. Zur Mühlen die met hun sleep- vaartbedrijf verhuisden naar IJmuiden. Ondergang Een scheepswerf is echter niet zo maar te ver plaatsen en aldus bleef Charles Allen met zijn zoon George die inmiddels 18 jaar oud en reeds enige jaren zijn vaders rechterhand was, op de werf aan het Nieuwediep, om te trachten het hoofd boven water te houden. Dit is hen helaas niet gelukt. Op zondag 23 mei 1886 kondigde notaris Hordijk in de Heldersche en Nieuwedieper Courant de publieke verkoping aan op woens dag 26 mei van met de daartoe behorende gebouwen, ter geza menlijke grootte van 35 Aren 15 Centiaren, met het recht van altijddurende erfpacht van den grond. Daags daarna zou op genoemde scheepstim merwerf worden geveild "Den tot die werf behoorende Inventaris, alsmede Scheepshut, 10 bladen nieuw geel koper, anker en ketting, lang 90 vadem". Op 28 mei 1886 kon gemelde courant de uit slag melden van de veiling; de werf met inven taris had de som opgebracht van f 6.500,- en was gekocht door de scheepsagent en vice-con- De Scheepstimmerwerf De Hoop te Nieuwediep, gem. Helder

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 1993 | | pagina 25