113
om een antwoord op de vragen te vinden en
daardoor kan ik nu het verhaal vertellen van het
geheim van het "achtkantige kerkie".
Vooraf
Maar voor een goed begrip van hetgeen volgt,
moet de lezer vooraf wel enkele dingen duidelijk
voor ogen hebben.
Ten eerste: Het verhaal begint in 1850. Den
Helder maakt dan een periode van grote bloei
door. Het Noordhollands Kanaal is in 1825
gegraven, met gelijktijdige inpoldering van de
gronden van het Koegras. De rechtstreekse ver
binding met Amsterdam, in plaats van het steeds
ondieper wordende vaarwater over de Zuiderzee,
opent grote perspectieven. Verder wordt de rijks
werf gesticht, de fortengordel voltooid.
Rond de haven, het Nieuwediep, groeit een
nieuwe stadswijk, die het oude stadje "Oud
Den Helder" dreigt te overvleugelen, vooral
wanneer in 1851 het verbod van bepaalde
havenactiviteiten wordt opgeheven en Den
Helder echt de voorhaven van Amsterdam kan
worden. Toch is niet iedereen even gelukkig
met al die welvaart en bloei: velen vrezen voor
het verloren gaan van de intimiteit, de over
zichtelijkheid van het oude stadje. Niet langer
woonden er alleen notabelen aan de deftige
Dijkstraat, waar ook het Raadhuis stond, maar
bij het Nieuwediep (aan Hoofdgracht, West
straat en Zuidstraat) verrezen imposante heren
huizen waarin zich een nieuwe upperten -
betrokken bij het havengebeuren - vestigde.
Ten tweede: Sinds 1791 bestonden er in
Nederland twee lutherse kerken: de al oude
evangelisch-lutherse kerk en de uit onvrede met
de toenemende vrijzinnigheid daarvan afge
scheiden Hersteld evangelisch-lutherse kerk. In
1827 was, met steun van de Hersteld evange
lisch-lutherse consistorie van Amsterdam, in
Den Helder een Hersteld evangelisch-lutherse
gemeente gesticht die een kerk bouwde aan de
Middenstraat. Haar voorganger was ds. J.H.
Sonstral. Deze gemeente was van huis uit
rechtzinnig, maar van een gematigd type. Toch
was er in Den Helder van meet af aan een aan
tal evangelisch-luthersen dat zich afzijdig hield
van deze lutherse gemeente aan de Midden
straat; sommigen namen zelfs een vijandige hou
ding jegens haar aan. Dat kan in elk geval niet
aan ds. Sonstral gelegen hebben: hij was een har
telijk man, een geleerde met een aantal boeken
op zijn naam, waaronder verschillende histori
sche werken, wegens zijn verdiensten Ridder in
de Orde van de Nederlandse Leeuw die sterk
ijverde voor de verheffing van de arbeiders, en in
Den Helder een zeer geziene figuur was.
Ten derde: Naarmate de oostelijke wijk rond het
Nieuwediep sterker groeide, komt de lutherse
kerk in het westeljke stadsdeel minder gunstig te
staan. De beide wijken lijken zich tot sterk
gescheiden stadsdelen te zullen ontwikkelen maar
door het graven van het Helderse Kanaal en het
gaandeweg bebouwen van de oevers daarvan, zou
de vrees voor een isolatie van het Oude Helder
ongegrond blijken: beide wijken groeiden aaneen.
Ten vierde: Al eind 1829 vestigt zich de
invloedrijke Amsterdamse scheepsmakelaar en
reder Joan Thomas Zur Mühlen in Den Helder.
Hij bezit bootdiensten, o.a. op Alkmaar en
Amsterdam, een sleepvaartonderneming, de
latere firma Wijsmüller, en heeft vele jaren zit
ting in de gemeenteraad. Hij heeft een werk
zaam aandeel gehad in de opheffing van de
door Amsterdamse concurrentievrees ingege
ven beperkende bepalingen voor de havenacti
viteiten. Kortom: een zeer belangrijk ingezete
ne met veel invloed. Hij bewoont met zijn
gezin en twee ongetrouwde zusters een riant
herenhuis aan de Hoofdgracht. Hoewel luthers,
houdt hij zich geheel afzijdig van de lutherse
gemeente aan de Middenstraat: hij is dan ook
duidelijk afkomstig uit de Evangelisch-lutherse
gemeente van Amsterdam 1).
Het verhaal begint
Met deze J.T. Zur Mühlen begint niet alleen
een groot aantal gebeurtenissen rond en in het
Nieuwediep, activiteiten op economisch gebied
vooral, maar ook het verhaal van het "achtkante
kerkie". Want begin 1850 pleegt hij tweemaal
overleg met de secretaris van de Synodale com
missie 2) der evangelisch-lutherse kerk, ds. J.C.
Loman, over de mogelijke stichting van een