67
len wij
Jezus'
zaaltje
zo heel
t rusten
gas van
!;henkel
lel van
•eep de
difterie
/er het
"aat, de
naar de
schrik-
»ewend
ifweer-
salmen
bezwij-
nü pas
kleine
ouwtje
leid tot
terven.
wilde
Ik wil-
t leven
stelijke
arische
-bewe
ging aan de Vijzelstraat. "Maranatha" betekende
"Jezus komt". Zondag na zondag kwam ik in dat
zaaltje, in die donkere, dreigende oorlogsjaren.
Hendrik Kraak was een klein, mager mannetje
en kinderen had hij niet. Toch moest ik elke
week twee warme tarwebroden, door mijn moe
der zelf gebakken, naar Hendrik Kraak brengen.
"Wat vreet die man veel," zei ik op een dag.
"Waar laat-ie dat?" Mijn moeder verschoot van
kleur. Daar mocht ik niet over praten. Dat zou ze
me later wel eens vertellen. Wel, dat heeft ze
gedaan. Ik wil dat wel eens hardop herhalen.
"Ergens" had Kraak een joods echtpaar, dat een
drogisterij had in de Keizerstraat, onderge
bracht. Daar moest brood heen, en brandstof, en
zodoende had Kraak zéép, geurige zeep, midden
in de oorlog.
Dat liep nog bijna verkeerd af, want toen een
van mijn broertjes bij de schoolarts moest
komen en goed in zijn vlees zat, maar óók nog
lekker rook, toen vroeg de schoolarts of we er
een kind bij konden hebben, in ons gezin. Maar
we hadden er al een, Letty, een meisje met don-
Oorkonden in Steen
kere ogen en zwart haar uit Amsterdam. Maar
mijn moeder wist niet of die schoolarts te ver
trouwen was. Ze heeft het er, 85 jaar oud, nu nog
taai mee. "Deed ik er verkeerd aan, die school
arts niet te vertrouwen?" En dan denkt ze aan al
die joden - het waren er 134 - die bij het begin
van de oorlog in Den Helder woonden. Een
dertigtal wist onder te duiken. Van de overigen
keerde niemand terug.
Ik denk aan de joodse kunstenaar Leo Pinkhof
(1898-1943), die van 1922 tot 1941 in Den
Helder woonde. Hij was tekenleraar aan de
Ambachtsschool. Hij werd in de gelegenheid
gesteld om onder te duiken, maar hij wilde niet.
In november 1940 werd hij op wachtgeld
gesteld, omdat het aan joden werd verboden op
een niet-joodse instelling te werken. Hij is toen
geëvacueerd naar Oudesluis, waar hij met zijn
gezin welkom was bij "bovenmeester" Jippes.
Steeds ging hij op de fiets naar het joodse
werkkamp in de Wieringermeer, waar hij
tekenlessen gaf.
In 1943, toen de concentratie van joden in
Amsterdam begon, had Pinkhof kunnen onder
duiken, maar hij wilde niet dat de vier kinderen
van hun ouders werden gescheiden. Bovendien
dacht Pinkhof, de kans te verspelen om via het
werkkamp naar Palestina te worden uitgezon
den. Helaas
Tot zover enkele citaten uit de inleiding van Jan
Bremer bij de doop van zijn boek "Oorkonden
in steen", dat onlangs is verschenen als derde
uitgave in de Helderse Historische Reeks. Deze
reeks wordt gepubliceerd onder auspiciën van
de Helderse Historische Vereniging.
"Oorkonden in steen" behelst een selectie van
de artikelen, die Jan Bremer onder de gelijkna
mige titel heeft geschreven voor de Helderse
Courant. De technische uitvoering van het boek
werd toevertrouwd aan de uitgeverij "Pirola" in
Schoorl. Het boek telt 128 pagina's en is geïl
lustreerd met een tachtigtal afbeeldingen in
zwart/wit. Het is in de boekhandel verkrijgbaar
tegen betaling van f 15,- voor leden en f 20,-
voor niet-leden.
J.T. Breiner
Omslag van de "Oorkonden in Steen" van
J. T. Bremer, de derde uitgave in de Helderse
Historische Reeks.