66
Onder het motto "Over de doden niets dan
goeds" heeft onze redacteur Jan Bremer op
17 november jl. bij de presentatie van
"Oorkonden in steen" een levendige causerie
gehouden, waarin hij allerlei persoonlijke
herinneringen aan het Huisduiner kerkhof en
aldaar begraven stadgenoten verwerkte. De
"Oorkonden in steen", verschenen als derde
uitgave in de Helderse Historische Reeks,
hebben alle betrekking op overlevenden uit
de zeventiende en de achttiende eeuw.
De persoonlijke herinneringen van de auteur
gaan niet verder terug dan de jaren kort voor de
Tweede Wereldoorlog. Zelf noemt hij dat "nos
talgische herinneringen aan de dood, de doden
en de begraafplaats van Huisduinen". Enkele
citaten uit hetgeen Jan Bremer op 17 november
jl. vertelde, volgen hieronder.
Tien, twaalf jaar waren we, mijn broers en ik.
Samen met Siemen Bakker en Pietje Tijdeman
zaten we aan het eind van het kerkhoflaantje,
vlak bij het begin van de begraafplaats, te
wachten op de begrafenisstoet van Ria.
Zes jaar was ze geworden, het kleine zusje van
mijn vriendje Arie. Ze kreeg difterie, de ziekte
die toen heerste. Wat het precies was, wisten we
niet, maar je kon eraan doodgaan. Zeker weten.
Eerst gewoon ziek, keelpijn, maar dan steeds
erger, tot je tenslotte stikte.
Eerst was Tromp Kraak gestorven, een buurjon
gen uit de Ooievaarstraat, en nu Ria van de
Ruyghweg. Wij woonden heel dichtbij, in de
Sperwerstraat. De ziekte was om ons heen,
beangstigde en verbijsterde ons. Zouden wij
ook.... en dan....
.."Veilig in Jezus' armen, veilig aan Jezus'
hart..." Dat zongen ze bij "Krakie", in het zaaltje
in de Vijzelstraat. Nou, mijn ziel had niet zo heel
veel last van smart en wilde nog lang niet rusten
aan Jezus' hart.
En toen de stoet aankwam, op generatorgas van
de firma Manshanden, en broeder Langhenkel
met grote uithalen dit lied uit de bundel van
Johannes de Heer ten gehore bracht, greep de
angst me naar de keel. Het leek of ik de difterie
al voelde en ik ging er vandoor. Over het
Kerkhoflaantje, de Timorlaan, de Javastraat, de
Polderweg, de Overweg, de Ruyghweg, naar de
Sperwerstraat.
Waarom was ik toen voor 't eerst zo verschrik
kelijk bang? We waren toch wel wat gewend
sedert de meidagen van 1940. Als het afweer
geschut ratelde, dan gingen we zingen, psalmen
zingen: "Als ik omringd door tegenspoed bezwij
ken moet, schenkt gij mij leven...." Maar nü pas
drong het woord van Hendrik Kraak, de kleine
grote voorganger in het Maranatha-gebouwtje
aan de Vijzelstraat, in alle nadrukkelijkheid tot
me door. Memento mori, gedenk te sterven.
Maar ik wou helemaal niet sterven, ik wilde
helemaal niet veilig zijn aan Jezus' hart. Ik wil
de daar niet eens aan denken.
En toch.... Er is slechts één stap tussen het leven
en de dood, en dat gold ook voor mij.
Genoemde Hendrik Kraak was de geestelijke
opvolger van "Zalige Breed", de legendarische
voorganger in het zaaltje van zijn Maranatha-bewe-
m