FIRMA F. L. K. NE1JTS KONINGSTRAAT No. 6 HOEDEN EN PETTEN wolk van stoom. Een machtig gezicht, waar we nooit genoeg van kregen... Die middag mochten we gaan. We hadden ons blijkbaar lang genoeg verveeld op 't erf waar we van de hoofdbewoners eigenlijk niks mochten, zodat moeder ons zuchtend liet gaan. Vader was aan 't werk - zoals vaders plachten te doen in die dagen - en moeder had graag dat de baby een paar uur sliep. Zo gingen wij, mijn beide broer tjes en ik, verwachtingsvol op stap. We hadden zelfs een stuiver mee, een mooie zilverkleurige stuiver, vierkant, maar met ronde hoeken. Aan de ene kant stond 5 c, vijf cent, en het jaartal waarin de stuiver gemaakt was. Aan de andere kant stond een bloem, een soort margriet leek het wel en daaromheen: Koninkrijk der Nederlanden. Mijn enige probleem was: hoe moet je vijf cent met z'n drieën delen? Het beste leek me: ieder één cent en dan nog iets kopen voor twee centen dat je met z'n drieën kon delen. Maar het ging anders. Want nog vóór we het snoepwinkeltje bereikten zagen we kinderen spelen bij het haltehokje. Wij erop af. en jawel hoor - Tromp Kraak en zijn zus Rika. Ja zeker, zij gingen weer naar Den Helder. Daar was alles veel beter dan hier. Het huis, de school, de kerk, kortom alles. Wij luisterden vol ontzag. En naarmate de lofzang over de stad aan het Marsdiep hoger steeg en krachtiger werd, groeide onze verbondenheid. Wat was dat ook hier, wat deden we ook hier, waarom gingen ook wij niet, vandaag nog? We hadden geen geld - maar wat we hadden dat konden we delen. Er er was nog tijd genoeg. Daar gingen we dus, eensgezind het dorp in. Voor het winkeltje van Van der Wal werd halt gehouden - het bleek dat alleen onze stuiver voor consumptie in aanmerking kwam, want het was Tromp noch Rika duidelijk in hoeverre de hun toevertrouwde gelden toereikend zouden zijn als kosten van vervoer. Wij konden dan bil lijken. Zo waren we in één klap uit onze verde lingsproblemen, want vijf gedeeld door vijf is één. Niets meer, maar ook niets minder. Terwijl we toverballen zuigend weer in de rich ting van de spoorlijn trokken, snerpte de stoom fluit van verre. Tromp verbleekte en zette het op een lopen, zijn zus ging zwijgend achter hem aan. Juist toen we de spoorlijn naderden kwam de trein alweer sissend en sjoekend op gang. We zagen de grote wielen naderbij komen, zagen de stangen en gewrichten zich roeren, voelden het vuur en de vonken, terwijl mistige stoomflarden over ons heen dreven. En daar stond Tromp - hij zwaaide, hij zwaaide naar ons, trots, triomfante lijk, want hij ging terug en wij bleven achter. Bleven achter in de verlatenheid van de polder onder een grauwe en kleurloze hemel. Hoe hadden we ook maar kunnen vermoeden, dat deze vrolijke, uitbundig zwaaiende school kameraad op weg naar de stad daar zijn dood tegemoet ging? HANDKOFFERS, UNIFORMARTIKELEN EN HANDSCHOENEN DASSEN, OVERHEMDEN, UNIFORMPETTEN, PASSEMENTWERKEN TOILETARTIKELEN - ETC. - ETC. 89 J.T. BREMER

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 1993 | | pagina 25