Dijkwacht
74
del van den Helder ontwikkelt zich meer en
meer". Ze omvat in 1856 maar liefst 102 ladin
gen steenkool (1855: 83), 32 hout, 2 zout, 1 rog
ge, 1 rijst, 1 slachtvee, 2 meel en 3 granen. Het
betreft scheepsladingen.
"Het blijkt dat vooral de aanvoer van steenkolen
sterk is toegenomen. Belangrijk was in dit
opzigt voor den Helder het Koninklijk Besluit
van 11 Maart 1856 (Staatsblad nr. 11), waarbij
die gemeente werd aangewezen als losplaats
voor steenkolen, bij invoer langs de rivieren en
kanalen".
Met bestemming Edam komen 94 schepen met
hout uit Noorwegen en de Oostzee. Driekwart
werd te Nieuwe Diep of Purmerend "geligt",
d.w.z. overgeladen in binnenschepen of als
vlotten. De heer S. Lastdrager tracht een
geschikt terrein te krijgen om een stoomsleep
helling te stichten, maar dat lukt (nog) niet.
Burgemeester en Wethouders "meenen dat zulk
eene inrigting zeer wenschelijk is".
Het Provinciaal Verslag meldt dat "het aantal
inklaringen te Amsterdam verminderde als
gevolg van de geringere vaart op de Oostzee en
zgn. Kleine Oost. Een andere oorzaak is de
mededinging van den Helder en Zaandam, wel
ke zich meer en meer doet gevoelen. Zeer
aanzienlijk is het getal der schepen, meestal met
hout en kolen geladen, die, voor Amsterdam
bestemd, aan het Nieuwe Diep zijn ingeklaard".
Stoombootdiensten
Een aanvraag om een stoombootdienst tussen
"Zaandam en het Nieuwediep te mogen begin
nen is aangehouden", in afwachting van de
uitslag van een onderzoek "omtrent den
toestand der kanaalboorden en van de maatre
gelen, welke tot herstel door de Regering zou
den worden genomen".
"Het verzoek van de Heeren Gebr. Zur Mühlen
om voor hunne stoombootdienst tusschen
Amsterdam en het Nieuwe Diep een derde boot
in de vaart te mogen brengen, hebben wij
(Gedeputeerde Staten) toegestaan onder
woorwaarde dat van die boot alleen ter vervan
ging van eene der twee (de Constantia en de
Jacqueline) in de vaart zijnde booten gebruik
zou worden gemaakt".
J.L. Kikkert (lid van de Provinciale Staten) en
Westenberg onderhouden met de stoomboot
Texel een dienst tussen Nieuwediep, Texel en
Harlingen in samenwerking met de gebr. Zur
Mühlen en Taylor.
Weer is de dijk verhoogd.
Het sluimerend gevaar van woeste,
ongetemde zeeën is bezworen.
Slaapt nu gerust het volk. Maar toch,
in later jaar, zal nieuw basalt
die laatste muren moeten schoren.
Het water laat niet af.
Men eert de vijand niet door het eenzijdig
hogen van de verste dijken.
Raakt in veiral het land.
Het wordt tot dood gebied waarvan de
dammen bij de eerste aanval wijken.
Leer weer de mens het nobel zoeken van de
strijd. Een ring van steen alleen
houdt het verval niet tegen.
Roep in 't geewer het volk.
Er is nog weinig tijd.
Reeds hijst men in 't land
het stormsein allem'egen.
C. WULFEELE