41
"Weet je nog wel, oudje?" Zestig jaar geleden
zong Louis David dat liedje en het werd popu
lair zonder de elektronische steun van disc-joc-
key's en pluggers. Het was een droevig lied over
de dood van een kind. Maar de titel kan over van
alles gaan. Neem de herinneringen van Barend
Anthonie Strang, die voor het archief van de
Helderse Historische Vereniging zijn vastgelegd
door de bestuursleden A. van Brenkelen en A. J.
van Wolferen.
Beide interviewers hanteerden de methode van
Tony van Verre en lieten ten huize van het echt
paar Strang de cassette-recorder draaien tot de
heer des huizes deed alsof zijn voorraad herinne
ringen was uitgeput. Zijn beide interviewers
hadden geen journalistieke zweepslagen nodig
om het paardje voor de karrevracht met anec-
dotes te laten draven.
We doen er een greep uit en vertellen vooraf dat
het gaat om de herinneringen van de "rasechte
Jutter" B. A. Strang, die in 1908 werd geboren
en vooral naam heeft gemaakt als notarisklerk.
Hij begon zijn 52-jarige loopbaan als zodanig op
het kantoor van de legendarische notaris
Engelman aan de Plantsoenstraat. Weet je nog
wel, oudje?
De heer Strang vertelt over de eerste 25 jaar van
zijn leven, te beginnen omstreeks 1912. Zijn
ouders trouwden in 1906, toen zijn grootmoeder
nog met halve centen rekende en de
Nutspaarbank geen "inlage van minder dan een
kwartje" accepteerde. Vader Strang verdiende
f 6,- per week als scheepsbeschieter op de
Rijkswerf. De huishuur in de Van der Hamstraat
(de huidige Jacob van Heemskerckstraat)
bedroeg f 1,- per week.
Bij "De Rokende Amerikaan" in de Spoorstraat
kocht vader Strang tien sigaren voor één dubbel
tje in een papieren zakje met een rebus. Voor
hetzelfde geld kocht je tien jodenkoeken of twee
mokka-gebakjes bij Levi Elte in de Koning
straat. Een dubbeltje kostte ook de borrel, die
sommige "wervianen" op weg naar huis nuttig
den in café "De Rotteval", schuin tegenover de
Nieuwe Kerk.
De mosselman riep luidkeels: "Honderd voor
een dubbeltje!" Maar velen konden dat toch niet
betalen en waren afhankelijk van het burgerlijk
armbestuur, de Sint Vincentiusvereniging, de
diaconie, het Leger des Heils of andere instellin
gen van liefdadigheid.
Mensen met afwijkend gedrag waren in het
stadsbeeld niet zeldzaam. Pietje Rondekont,
Kale Knar, Willem Sikkie, Bets Kwatta, Zwarte
Janus, Lange Gerrit, Piet Peertaar, Ootje
Kraakman, "Territ" van het draaiorgel en
Barend Poepenootje brachten hun halve leven
op straat door. Als kinderen aan de kruk van het
orgel gingen hangen, gromde Gerrit: "Jongens,
niet aan de trut van de tar
Een heel andere bevolkingsgroep in hun tra
ditionele klederdracht vormden de Urkers, stoe
re vissers, degelijk en ingetogen. Met hun
houten zeilbotters hadden zij Nieuwediep als
thuishaven gekozen. Zij woonden in de Visbuurt
en bezochten trouw de erediensten in de
Bethelkerk. Daar zongen zij: "De ...eer is mijn
...erder" en '"t ...ijgend ...ert der jacht ontko
men".
Zij gaven ook hun naam aan het "Urkertje", de
bioscoop aan de Spoorgracht, die eigenlijk
"Tavenu" heette.
Elke woensdagmiddag was er een kindervoor
stelling, met naast het witte doek een explicateur
met een kaartenstok. Deze gaf een mondelinge
toelichting en kon moeiteloos figuren als "De
Zwarte Adelaar" aanwijzen. De toegangsprijs
bedroeg een stuiver.
De heer Strang herinnert zich ook de begrafenis
van zijn grootvader, in 1917. De lijkwagen was
een enorme koets, getrokken door een zwart
paard onder een zwart kleed met zilveren kwas
ten en gaten voor de ogen. Aan het hoofd van de
rouwstoet stapte de uitvaartleider, die een zwarte