52
kwam om op 30 augustus 1759 op zijn beurt een
verzoek aan het dorpsbestuur te richten om zijn
scheepstimmerwerf naar het Nieuwediep te
mogen verplaatsen, ten einde "schuiten op te
halen, schoon te maken en te repareren, benevens
een timmerschuur van 66 voet lang om schepen
te bouwen" te mogen oprichten.
Ondanks de beperkende bepalingen zag hij in de
steeds meer toenemende drukte van schuiten en
schepen in de haven een gunstiger plaats voor
zijn bedrijf en accepteerde daarom de vergun
ning, ondanks het feit dat er geen woning bij
mocht worden opgetrokken.
De scheepshelling kwam zuid-westelijk van het
Jachthoofd te liggen en dus vrij vooraan in de
haven.
Zoals we reeds zagen, was deze plaats niet altijd
geschikt; bij storm of ijsgang waren veel
koopvaarders gedwongen in het Nieuwediep te
overwinteren en lagen de schepen zij aan zij.
Eind januari 1785 lagen er 75 grote en kleine
koopvaarders die wegens sterke ijsgang de
haven waren ingevlucht. In één maand hadden
876 schepen er hun toevlucht gezocht.
We mogen aannemen dat deze drukte de werf
van Korff geen windeieren heeft gelegd; dit
temeer als we zien dat naast zijn werf een twee
de scheepswerf werd gevestigd die, blijkens de
opgaaf aan de Landdrost van 1808, behoorde
aan de heer A.J.A. van Westerholt, aanvankelijk
kapitein-luitenant ter zee, van 1810 tot 16-1-
1815 maire van de Helder en Huisduinen.
Kofschip dat ligt te „kielen"