SCHEEPSWERVEN AAN HET NIEUWEDIEP(l)
50
De werf van Korff
De aanhoudende groei van het aantal schepen
dat gedurende storm- en vorstperioden een
"bequame bergplaats" zocht in het Nieuwe-
diep, veroorzaakte veel schade aan het Wier-
hoofd en het Jachthoofd, bij het aanleggen
van de schepen en het uitzetten van hun
ankers op de westwal.
Om deze schade te beperken, gaven Gecommit
teerde Raden op 28 november 1776 op verzoek
van de havenmeester, Gerrit van der Gragt, aan
de opziener, Pieter Harge, opdracht om ter
hoogte van het Jachthoofd en de scheepshelling
van Aarjen Korff, acht meerpalen te plaatsen. In
winterberging lagen de schepen voor anker met
de voorsteven naar de westwal en achteruit een
anker in het Diep. Hoe en waar de schepen lig
plaats konden kiezen, besliste de havenmeester
krachtens het door Gecommitteerde Raden in
1752 vastgestelde reglement voor het havenen
in het Nieuwediep.
Helaas was Gerrit van der Gragt, dank zij een
goede kruiwagen in 1771 als opvolger van
Abraham Wentel tot havenmeester benoemd,
niet voor zijn taak berekend. Daardoor kon het
gebeuren dat in februari 1777 vijfenveertig
koopvaarders schip aan schip lagen vanaf het
llillYV» 'x X.
Helderbuurt en „de Kom" omstreeks 1610. Oude hofsteden op de rand van het lage duin
(getekend door Henk Schoorl naar een oude krijttekening)