29
te van alle eerste levensbehoeften. De Armen
wet van 28 juni 1854 bracht nieuwe 'domicilie
van onderstand'-bepalingen, wat veel werk
voor de gemeenten betekende. Helder telde een
Burgerlijk Armbestuur en zes kerkelijke arm
besturen, een burgerlijk en een kerkelijk gods
huis (wees- en/of bejaardenhuis), alsmede een
comité ter ondersteuning van behoeftige
kraamvrouwen. Voorts kende de stad een parti
culiere bank van lening, waar beleend werd
tegen een interest van 16% per jaar, wat relatief
hoog was, en een spaarbank van 't Nut.
De armenwet was na een jarenlange hevige
strijd tot stand gekomen. Thorbecke, die staats
armenzorg wilde met inschakeling van de ker
kelijke armbesturen, had er zijn nek al over
gebroken.
De stemhebbende burgers van die tijd waren
immers in meerderheid voor gemeentelijke en
kerkelijke autonomie. Met succes was men
tegen het Thorbecke-ontwerp te hoop gelopen.
De uiteindelijke wet van 1854 gaf het primaat
van de armenzorg aan het particulier initiatief.
Slechts in geval van "absolute onvermijdelijk-
Op het terrein, begrensd door de Breewaterstraat, de Molenstraat en de Westgracht werd voor de
Evangelisch-Lutherse gemeente van Den Helder een nieuwe kerk gebouwd. De eerste steen werd gelegd in
1854. Kerkelijke strubbelingen leidden ertoe, dat het gebouw reeds in 1881 een andere bestemming kreeg.
Later vestigde de fa. Van der Eijk er een expeditiecentrum.