Bollenschuur
En zo kwam ik dan ergens aan de Balgweg in
een bollenschuur terecht. Het was een vrij kleine
schuur, waarin tegen een van de zijmuren een
langgerekte houten tafel met een hoge opstaande
rand getimmerd was. In de muur zaten enkele
ramen met houten roeden, smerig en vol spin
rag. Op de tafel lagen grote hoeveelheden tulpe-
bollen.
Een drietal vrouwen en een paar kinderen zaten
op veilingkistjes of op houten bankjes aan de
tafel met achter zich twee grote rieten manden:
één voor de gepelde bollen en één voor het vuil.
Vóór ieder van hen stond een schaal, waarin de
gepelde bollen gedaan werden. De schaal werd
telkens leeggestort in de bollenmand achter hen.
Zo'n mand had de grootte van een vismand, zo
als ik die van de visafslag van Den Helder ken
de. Als je zo'n mand vol had kreeg je drie kwart
jes.
Eerst leek het me, dat je zo'n mand in geen dag
vol zou krijgen, maar dat viel mee. Een mand of
drie lukte al gauw. Iemand die goed kon pellen
haalde wel tien, soms twaalf manden op een
dag. Tien manden, dat was zo'n twintigduizend
bollen, die je toch allemaal stuk voor stuk door
je handen moest laten gaan en vakkundig van
"vuil" ontdoen. Vakkundig, want je mocht er
ook weer niet te veel afhalen, zodat de bol wit
werd. Je moest ook zorgen dat je de onderkant -
de "bodem" - niet beschadigde. En 't allerergste
was geloof ik als je hele kleine, jonge bolletjes
met het vuil weggooide. Als de baas dat in het
vuil ontdekte werd hij razend en als hem dat te
vaak gebeurde, ging je eruit.
Vrouwenwerk
Zoals gezegd: bollenpellen was vrouwenwerk,
mijn moeder pelde in zekere zin voor "luxe",
voor iets extra's, maar of dat voor de anderen
ook zo was?
Voor de vrouw (en de kinderen) van de kleine
bollenkweker zat er niets anders op. Niet alleen
spaarden ze op die manier loon uit dat anders
uitbetaald moest worden, de vrouw van de
"baas" oefende tegelijk toezicht uit. De baas zelf
was meestal op het land bezig: bollen rooien en -
per lorrie of soms per schuit - bollen naar de
schuur transporteren.
Hoewel getrouwde vrouwen in die tijd eigenlijk
niet buitenshuis hoorden te werken, gold dat niet
voor het bollenpellen. Sterker nog, ik heb wel
gehoord dat je als er handen tekort waren, als
vrouw van een vaste arbeider eigenlijk wel
moest. Je man zou anders moeilijkheden met de
baas krijgen als je niet kwam.
Weer anderen hadden het geld toch echt nodig.
Het was vooral in grote gezinnen - en met groot
bedoel ik dan twaalf, dertien kinderen - echt no
dig als je een winterjas of nieuwe schoenen wil
de hebben. Ook veel kinderen mochten, nee
moesten, dit soort zaken in de bollenschuur ver
dienen. En toen ik naar het Lyceum wilde om
verder te leren, moest ik het benodigde extra
geld voor gymschoenen en een agenda, een pas
ser en ander tekengerei, maar zelf gaan verdie
nen in de bollenschuur.
Maar eigenlijk was pellen vrouwenwerk: "Vrou
wen zijn vingervlug, mannen hebben veel te
dikke vingers." Het is natuurlijk dezelfde onzin
als pianovingers. Eerlijk gezegd: ik héb korte,
dikke handen, maar bleek snel te kunnen pellen.
Als zestienjarige heb ik eens in drie dagen tijds
f 25,- verdiend, dat was méér dan ik ooit "op het
land" kreeg als aardappelrooier. Dat was trou
wens slecht werk, vooral als het land nat was.
Vuil en stoffig
Nee, in de bollenschuur was het óók niet gewel
dig, dat niet. De meeste schuren waren donker
en stoffig en het werk was eentonig. Als je door
de regen fietsend 's morgens drijfnat was aange
komen, bleef je vaak ook nat. Vooral zo'n plak
kerige pilo-broek was reuze vervelend.
Natuurlijk namen we zelf ons brood mee en
meestal een flesje melk, want je kreeg lang niet
bij iedereen drinken. Omdat de sorteermachine
vaak in dezelfde ruimte stond te stampen als
waar gepeld werd was het meestal erg stoffig in
de schuur. En doordat het zo stoffig was kreeg je
gauw dorst en als de melk op was, dan dronk je
water. Een w.c. was er vaak niet, zeker niet in de
119