"EEN ZOGENAAMDE SPOORWEGZAAK 2" gingen we naar boven. In kou en donkerte pro beerden we in bed warm te worden. Om aan warmte te kunnen komen hadden wij van overal hout en ander brandbaar materiaal gehaald. Aan het eind van de Ruyghweg was in die tijd een groot grasveld. Dit was afgezet met houten palen, die met staal- en prikkeldraad met elkaar verbonden waren. Deze palen zouden goed als brandstof kunnen dienen. Besloten werd om ze tegen de tijd dat de spertijd voorbij was op te halen. Tijdens die spertijd, van acht uur in de avond tot zes uur in de morgen, mocht niemand zich op straat bevinden. Na die tijd moest het dus gebeuren. Het had die nacht pittig gevroren. Nog slaperig en koud stonden wij, mijn vader, mijn broer en ik, in de voordeur. Eerst rondgekeken of de kust veilig was. Toen snel naar de hoek van de Lijsterstraat gelopen, de straat over en ons zo klein mogelijk makend op de eerste paal af. Eerst werd de staaldraad doorgeknipt; dit gaf in de stilte van de morgen een hoog snerpend geluid. De grond was bevroren en na enig wrik ken kon de paal uit de grond getrokken worden. Snel werd deze naar huis afgevoerd, terwijl de volgende paal losgeknipt werd. Weer een paar scherpe knallen die ver in de omtrek gehoord konden worden. Haastig werd doorgewerkt om zo veel mogelijk palen binnen te kunnen halen. In de onderzeedienstkazeme, niet ver bij ons vandaan, was de Kriegsmarine gelegerd. Daar had men de geluiden ook gehoord. Een zoek licht flitste aan en als een langgerekte vinger gleed een stralenbundel langs de gevels van de huizen in de Lijsterstraat. Langzaam kwam de straal in onze richting. We lagen plat op de grond en zagen de straal over ons heen gaan. Deze vervolgde zijn weg langs de huizen op de Ruyghweg. Snel werd de volgende paal losge wrikt en afgevoerd. Dit herhaalde zich nog een paar maal. Op een gegeven moment werd het toch te gevaarlijk. Met de laatste paal gingen we snel naar huis. Er was weer voor een paar dagen brandstof en wat warmte in huis. Daarna zou nog heel wat kou worden geleden voordat de bevrijding kwam. K. JELLEMA Naar aanleiding van het door de heer Rondel geschreven verhaal aangaande de overweg in de Middenvlietweg, gelegen in de polder Het Koegras, aan de spoorlijn den Helder - Alkmaar bij KM 4,970 is een onderzoek gedaan in oude spoorwegarchieven, teneinde iets naders over deze zaak te achterhalen. De gegevens zijn afkomstig uit de jaarverslagen van de HIJSM (Hollandse IJzeren Spoorwegmaatschappij) van 1869 - 1916, alsmede uit het gemeeentearchief van Den Helder. Na de overdracht, in 1877, van de wegen in de polder Het Koegras aan het Polderbestuur zijn er regelmatig problemen geweest betreffende het bewaken en bedienen van de afsluithekken van de particuliere overweg Middenvlietweg. Het Polderbestuur liet dit vrijwel geheel over aan de passanten van de overweg, die het echter vaak niet al te nauw namen, vooral niet als de spoor baan meerdere keren kort na elkaar moest wor den gekruist. Ook de toen nog geringe treinen loop werkte de gemakzucht in de hand. Deze toestand moet behoorlijk uit de hand gelo pen zijn, getuige een brief van verontruste pol derbewoners aan burgemeester en wethouders van Helder d.d. 25 april 1885. In deze brief wordt door 28 bewoners van de polder Het 108

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 1992 | | pagina 12