WINTER 1945 107 "Uitgelokt door de niet onaanzienlijke voorde len, elders verkregen, heeft ook in de gemeente Helder een arbeider zich bezig gehouden met het visschen en droogen van wier aan de Helderse kust. Door hem werden opgezameld 9.300 Ned. ponden wier, welke naar Amsterdam verzonden en daar verkocht zijn tegen 2 cent per pond". De schelpenvisserij te Huisduinen leverde 140 kub. ellen op, tegen 30 in 1852 en 250 in 1851 NIJVERHEID "De groothandel is het afgeloopen jaar van meer beteekenis geweest dan vroeger, zoodat men het er voor mag houden, dat het Koninklijk Besluit van 3 October 1851 (Staatsblad nr. 136), waarbij de Helder is aangewezen als los- en ladingplaats voor den in- en uitvoer ter zee, op de welvaart dezer gemeente van gunstigen invloed is". De voornaamste aanvoeren bestonden uit: 21 schepen met steenkolen uit Engeland, ook 21 schepen met hout uit Noorwegen, 5 met graan (waarvan 2 uit de Levant), 4 met klipsteen uit Noorwegen en een met zout uit Engeland. Ook het aantal zeeschepen dat door de twee SLEEPDIENST AAN HET NIEUWE DIEP, £jt00mbci0t-Hrcïifnj. stoomsleepboten van P.van Vlissingen in en uit het Nieuwediep gesleept werd nam flink toe tot 713 (1852: 564, 1851: 473). De scheepstimmer werf voor reparaties aan zeeschepen had "ruim schoots werk". Helder zat in de lift... In de oorlog van '40-'45 moesten wij, noodge dwongen, tweemaal verhuizen. Voor de bouw van de Atlantik-Wall vonden de Duitsers het noodzakelijk, Oud Den Helder te ontruimen en daarna geheel af te breken. De laatste verhuizing bracht ons op de Ruyghweg, een totaal andere buurt. Het wonen in onze stad was in die tijd geen pret je. De straten waren leeg en verlaten en het geheel zag er troosteloos uit in de bange winter van 1944-'45. Wie niet noodzakelijk in de stad moest zijn had deze, al dan niet gedwongen, ver laten. De stad was tevens "spergebied" en alleen toe gankelijk met een speciaal "Ausweis". Er was aan alles gebrek en vooral het gemis aan voedsel en brandstof was een kwelling. Elektriciteit werd niet meer geleverd en gas was er met mondjesmaat. In de vooravond zaten we in de keuken om nog enige warmte bij het fornuis te vinden. Zo ble ven wij, zolang er nog wat daglicht was, bij elkaar zitten. Bij schemerlicht werd "de warme hap", of wat ervoor doorging, gegeten. Daarna werd de "gaslamp" aangestoken. In de gasslang was een gebogen koperen pijpje geschoven en aan de wand gehangen. Het gas dat nog uit de gasleiding stroomde werd zo opgebrand. Dit duurde naar gelang er nog aanwezig was. Meestal zat er niet meer dan voor 10 a 15 minu ten in. Dan zakte het flakkerende vlammetje langzaam weg. Dit was het moment om naar bed te gaan, licht en verwarming waren op. Bij het licht van een stompje kaars op een schoteltje or HF. DAAl;r.F.STI'I.I) DuOti DF. lUAHTOR OM)RII ftlltlXIIK VAX DIN III.KU i' iXJ'Ij VAIV riASSi te A.MSTEKDAM hestaaxdf. Art. i. Ilct boliccr van «leze Sleepdienst, zal aan het Nieuwe Diep, dooi den Havenmeester aldaar, als Agent der Ilecderij worden waargenomen, die van wege de Ilcederij verantwoordelijk wordt gesti ld, voor de slipte naleving van dit Heglentcnt- Akt. 2. De Stonmbooten tot dezelve gebezigd wordende, zullen, wanneer zij niet in gebruik zijn, aan dcrzelver respect ivo legplaatsen in de nabijheid van Int Haven-Kantoor liggen. Fragment van het vier pagina's (19 artikelen) tellen de sleepdienstreglement van rederij Paul van Vlissingen.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 1992 | | pagina 11