Onland, door de meesten gevreesd en gemeden.
Een gebied waar men alleen doortrok als het
strikt noodzakelijk was. En dan trok men toch
altijd met anderen, zelden alleen. Maar ook het
samengaan was nog geen garantie dat men er
veilig en wel doorheen kwam. Wie een ongeluk
overkwam of onwel werd in deze enorme uitge
strektheid was geheel afhankelijk van zijn reis
genoten. En die waren niet altijd even menselijk
zoals blijkt uit een in het gemeentearchief van de
Zijpe aanwezige brief van de Schout van de
Zijpe Mr. Izaak van Hombrich;
Zijpe den 26 Januari 1823.
Het was inderdaad bitter koud geworden. De
bloemist Simon Veen te Haarlem schreef over
de dagen 22-25 januari 1823 in zijn dagboek:
"Gedurende vier dagen zweefde de temperatuur
tussen ca -12 graden C en -21 graden C.
Velen halen het beruchte jaar 1740 aan ter verge
lijking, maar dat wordt nu toch te licht bevon
den!"
De schoenen en hoofddeksels van de betrokke
nen waren niet gestolen door bewoners van het
Buitenveld, want de uit de koloniën afkomstige
soldaten waren "over het algemeen zeer slecht
gekleed."
Op geen enkele manier werd in die tijd rekening
gehouden met het enorme verschil in klimaat
tussen Oost-Indië en het vaderland. Met alle
gevolgen van dien...
J.T.Bremer
Literatuur:
D.T. Gevers, Verhandeling over het toegangbaar
maken van duinvalleijen langs de kust van Hol
land. Amstelveen, 1826.
J. Buisman, Bar en boos, zeven eeuwen winter
weer in de Lage Landen, Baam, 1984.
Gemeentearchief Zijpe no. 135 (Oud Archief)
93
Ik vind mij verpligt ter kennisse van Uwe Exc. te
brengen, dat ik op gisteren in den vroegen mor
gen door een mijner Ingezetenen wierd geïnfor
meerd, dat op het Buitenveld gelegen waren
twee doodgevrozene Militairen, die behoorden
tot een Detachement Koloniale Troepen, hetwelk
den vorigen dag van den Helder was vertrokken
en te Sc ha gen nachtverblijf had gehouden.
Ten einde deze lijken niet ten prooye te laten aan
het gevogelte, heb ik order gegeven, om dezelve
op het Territoir van Callandsoog liggende, her
waarts over te brengen, terwijl ik al verder aan
den Officier het gemelde Detachement Com-
mandeerende, verslag heb laten doen van het
gebeurde, welke daarop eenvoudig heeft geant
woord, dat de lijken dan maar moesten begra
ven worden, waartoe ik dan ook de noodige
order heb uitgevaardigd, in verwachting, dat
mijne gemeente voor de deswegens geïmpen-
teerde kosten zal worden schadeloos gesteld.
Intusschen mag ik voor Uwe Exc. mijne be
vreemding niet verbergen, dat de Officier van
het eergemelde detachement twee zijner man
schappen, die waarschijnlijk gedurende den
marsch ongesteld zijn geworden op het
Buitenveld en dus in de open lucht en blootge
steld aan eene excessieve koude heeft kunnen
achter laten daar een gewisse dood daarvan het
gevolg moest worden; terwijl ik daarenboven de
Hoog Ed. Gestr. niet onkundig mag laten dat de
manschappen van het Detachement over het
algemeen zeer slecht gekleed waren en de twee
doodgevrozene zonder hoofddeksel en zonder
schoenen aan de voeten gevonden zijn.
Ik neem deze gelegenheid waar, Uwe Exc. de
vernieuwde verzekering mijner gedistingueerde
hoogachting aan te bieden.
De Schout van de Zijpe,
Mr. I. van Hombrigh