Ten prooi aan het gevogelte... VERHALEN UIT HET BUITENVELD (6) 92 Nadat sedert 1610 de Zanddijk of Oldenbar- neveltsdijk het kweldergebied tussen Cal- lantsoog en Huisduinen althans aan de westzijde tegen de aanvallen van de zee beschermde was het Buitenveld tot rust gekomen. De zandban ken tussen de honderden zwinnen en prielen waren langzaam opgedroogd en op verschillen de plekken, waar het helmgras de zanden kon vasthouden, tot lage nollen opgestoven. De regen had het zout uit de gronden gespoeld en grote slikken waren vervolgens met grassen en distels begroeid geraakt. Alleen op de zilte schorren aan de oostkant groeide nog zilvergrijze, kruidige zeealsem. En op de slikken tussen schor en zee kleurde zee kraal het wad in de herfst roestig rood. 's Zomers, oostwaarts, turend naar de glinsteren de zee, was in de trillende lucht de overgang van land naar water niet te onderscheiden. Waar hield het land op, waar begon de zee bij het rij zen van de vloed op het grijze, slikkerige wad? Een leeg land, verraderlijk ook. Wie zich op de uitgestrekte kwelder waagde, moest goed letten op veranderingen in de lucht, want de opkomen de storm stuwde het water in de prielen omhoog en kon de kwelder binnen enkele uren verande ren in een kolkende watermassa, waar alleen de nollen als vluchteilanden bovenuit staken. BOERDERIJEN Daar stonden ook de boerderijen, de Garst, de Schooten, d'Oogduinen, het Torp en het Quelderduin. En verder stonden ze tegen de dij ken: hoeve "Vrede en Vrijheid" onder Den Helder, de Kleine Keet bij de Zanddijk in het noorden en dan tegen de Helmdijk de boerderij en van de Groote Keet in het zuiden. Ook na het leggen van de dijk aan de oostzijde (1817) bleef het Koegras een eenzaam gebied. Een ooggetuige gaf in 1825 de volgende impres sie: "Weinig gezigten leveren eene zoo vreemde vertooning op als die zich van boven de duinen ter plaatse van den Zanddijk voordoet:... daar ziet men aan zijnen voeten die ontzaggelijke Noordzee en ten noorden dat aantal hooge mas ten der zeeschepen in de haven van het Nieuwediep, gereed om naar of van de Hoofdstad de rijke ladingen over te brengen... Daar overziet men vóór zich dat onmetelijk veld van het Koegras, waar kudden jong hoornvee of paarden en duizenden schapen in het wild gra zen en ten zuiden die eenzame keeten, de eenige woningen daaromstreeks, waarvan de bewoners aan de Patriarchen gelijken... Wanneer men van verre het hoofd der woning, met een verrekijker in de hand, ziet opsporen waar zijn kudden zich bevinden en op een wenk zijne knechten te paard ziet wegrennen om orde te herstellen waar onraad is, kan men zich verbeelden de Italiaanse herders op hunnen steppen te zien." Meer dan een tiental hoeven stonden er niet. Pas in 1840 werden er veertien boerenwoningen bij gebouwd. Nog in 1849, toen het land door de Staat (voor de prijs van 178,- per hectare) van de hand werd gedaan, waren er niet meer dan 25 boerderijen met 772 koien, 153 paarden en 3269 schapen in een gebied van bijna vierduizend hectare. Een schaap op ruim één hectare, een koe op ruim vijf hectares. Natuurlijk waren er vooral in het duingebied talloze konijnen. En vogels waren er ook, vele tienduizenden: kievie ten, tureluurs, grutto's, wulpen, sterns, scholek sters en meeuwen, ontelbaar veel meeuwen. En natuurlijk ook eenden, wilde eenden en ganzen die men probeerde te vangen in de eendenkooien bij Quelderduin (de Kooy) en in een oud wiel even ten noorden van de latere Kolksluis. Maar verder was het land leeg, onherbergzaam en van een schier eindeloze uitgestrektheid.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 1992 | | pagina 28