82
begon te vallen. Bij de passage van het projectiel
door het tweede raam werd een andere stroom
kring onderbroken waardoor een kerfje in de
vallende meetstaaf werd geslagen. Uit de af
stand van dit kerfje tot het beginmerk kon de
valtijd worden berekend. Deze tijd was dezelfde
als die welke het projectiel voor het afleggen
van de afstand tussen de twee ramen nodig had.
En aangezien die afstand bekend was, volgde
daaruit de snelheid van het projectiel. Een wer
kelijk vernuftige methode, vooral voor wat de
tijdmeting betreft. Je zou het haast zelf bedacht
hebben. Maar Le Boulenge was er in 1864 eer
der mee.
Aan de metingen was nog wel een nadeel ver
bonden, namelijk door de knal sneuvelden hier
en daar wat ruiten. Om dat te voorkomen kregen
we telkens voor een meting een waarschuwing
om de ramen open te zetten.
HET ZOÖLOGISCH STATION
Het zoölogisch station (Verwey) is aan mij ook
met een paar bijzonderheden verbonden. In de
eerste plaats de zoutwateraquaria. Niet zomaar
een glazen bak met groen, een borrelend lucht-
pijpje, wat vissen en een lampje, maar grote in
de wand ingebouwde bakken met een grote glas
ruit. Mijn veronderstelling, dat die bakken in
rechtstreekse verbinding met het water in de
Buitenhaven zouden staan (dit in verband met
de voorziening van zout water) was niet juist.
Het was ook niet nodig. Het tweede opmerkelij
ke was de in de haven gehangen proefserie van
plankjes van verschillende houtsoorten. Het
ging er daarbij om, na te gaan, welke soort het
meest weerstand tegen de al vaker aangehaalde
paalworm bood.
En dan tenslotte de glasaaltjes, die hier opge
kweekt werden om later in het IJsselmeer uitge
zet te worden. De afsluiting van de Zuiderzee
had namelijk ook het evenwicht verstoord tus
sen de zoutwaterpaling en de muggelarven, die
hen tot voedsel dienden. Het gevolg was een
gigantische plaag van groene muggen. Ze staken
wel niet, maar het was hun enorme aantal dat
zoveel last gaf. Ze zaten overal tussen en op.
Van de auto's raakten zelfs de radiateurs ver
stopt, met als gevolg een oververhitte motor.
Om dat te voorkomen plaatste men een hor voor
de radiateur. Bij tijd en wijle werd deze vliegen
vanger van een koek muggen ontdaan.
Lang heeft de plaag niet geduurd. Ik geloof zelfs
dat het verstoorde evenwicht al na een jaar weer
hersteld was. Mede dank zij het uitzetten van
aaltjes.
HET ANKERPARK
We naderen nu het Ankerpark, het andere einde
van het Buitenhaveneiland. Daarvoor is er eerst
nog de woning van de familie Zeilstra, technisch
ambtenaar van de Rijkswaterstaat. Zijn dienst-
kring omvatte de zeedijken, terwijl die van mijn
vader over de haven ging en over het
Noordhollands Kanaal met de ernaast liggende
weg tot aan de Jacob Klaassen Sluis.
Dan volgden de kantoren van het Loodswezen,
met daarin het woonhuis van de familie
Wiersma. Hun huis had, evenals dat van de
familie Zeilstra, een zogenaamd windhok. Een
voorbouw voor de voordeur, met twee tegenover
elkaar liggende deuren. Afhankelijk van de
windrichting kon je de ene of de andere toegang
nemen. Als passant had je er soms ook wel eens
wat aan. Zo herinner ik mij, dat ik er een keer
geschuild heb voor een dikke bui met onweer.
En dan tenslotte het Ankerpark, voor ons het
begin van de stad. Je merkte dat direct al aan de
drukte op straat. Nou ja, drukte.... in ieder
geval twee fietsen en een auto meer. Bij het
begin van het Ankerpark werd je voor de keuze
gesteld om hetzij binnendoor - over de
Ankerparkbrug - te gaan, dan wel de route langs
de haven te vervolgen. Die keus werd onder
meer door het weer bepaald en door de omstan
digheden of er aan de havenkant iets viel te zien.
Bijvoorbeeld een binnenkomend of uitvarend
groot marineschip. Er woei dan een blauwe vlag
bij het loodskantoor, ten teken, dat de toegang
voor het overige vaarverkeer verboden was.
Ir. M.J. BOTTEMA, Den Haag