79 binatie is geweest, die van wisselstroom gelijk stroom maakte voor het opladen van de accu's van de onderzeeboten. Ik had natuurlijk kunnen vragen hoe dat allemaal werkte, maar in die tijd deed je dat niet. Naast het plankier, waar de onderzeeboten tegen vlotten lagen afgemeerd, stonden aansluitkasten. Van hieruit liepen dikke kabels, zo'n vier in getal, over het plankier en over het naast liggen de vlot en verdween dan door één van de luiken in de onderzeeboot. Het laadstation had in het begin een rechtstreek se toegang op de havendijk. Na de verhoging van de dijk is deze naar de zijkant verplaatst. EERSTE VERHOGING VAN HAVENDIJK Op de lagere school heb ik uitvoerig sommetjes gemaakt over het grondverzet bij het graven van sloten en dergelijke. Bij de dijkophoging zal het wel iets dergelijks zijn. Dat was, voor wat het volume betreft, ook zo, maar er kwam toch nog wel iets anders bij, namelijk het zogenoemde inwateren. Zodra een deel van de dijk met zand op hoogte was gebracht, werd er om dat deel een dijkje gelegd en werd het met water gevuld. Dit water zakte langzaam in het zandlichaam weg. Bij welke bewerking het zand compacter werd en dat niet alleen, het begon ook samenhang te krijgen. Zo sterk zelfs, dat men later bij het graven van een sleuf van een houweel gebruik moest maken. In onze tuin heb ik dat inwateren proberen na te spelen. Met geen enkel succes overigens, het bleef een kliederboel. ZWEMBAD AAN BINNENHAVEN Vele morgens ging mijn wekker om half zeven af. Opstaan voor zwemles (voor schooltijd) in dat merkwaardige houten zwem-etablissement in een hoek van de Binnenhaven. Het zwembad bestond uit een reeks aan elkaar gekoppelde vlotten, waar kleedhokjes op stonden. Met elkaar vormden zij een rechthoek om het eigen lijke bad. Dat bad was te vergelijken met een grote, uit latten opgebouwde, krat. In het piere- bad stond de bodem van die "krat" zo'n meter onder water, in het tweede bad was dat bijna twee meter en in het diepe was de bodem van de Binnenhaven de grens. Er was ook nog een bui tenbad met een, naar mijn begrip, vrij hoge springplank. Dat onder water liggende latwerk moest af en toe van aangroeisels en andere ongerechtighe den worden ontdaan. Daartoe werden domme krachten onder reeds aanwezige klampen aange bracht en kon een hele sectie van het bad boven water worden gebracht. Behalve dit vernuftige onderhoudssysteem zal mij ook bijblijven, dat ik hier de eerste beginselen van de zwemkunst machtig ben geworden. WIJSMULLER 'SALVAGE' Een eindje verderop naast het laadstation stond een loods van de Maatschappij Wijsmuller. In die loods lag allerhande soort bergingsmateriaal opgeslagen. Boven de ingang was een bord aangebracht, waarop onder andere het woord SALVAGE voorkwam. Als er alleen "berging" had gestaan, dan had die loods mogelijk geen enkel spoor in mijn geheugen achtergelaten, maar door dat woord SALVAGE kreeg het wat geheimzinnigs, iets van een religieuze inslag. Ik heb ook nooit naar binnen kunnen kijken. Ik denk, dat van het materiaal alleen gebruik werd gemaakt op bepaalde sacrale uren. DE UITHOUDER Een merkwaardig uitrustingsstuk van de haven was voor mij de uithouder. Een lange paal, wel zo'n 15 meter, dienende om een schip zover uit de wal te houden, dat het met laag water niet aan de grond kwam te zitten. Het ene einde rustte tegen de scheepswand. Vaak nog met een houten bord ertussen om de krachten over meerdere spanten te verdelen. Het andere einde rustte op de wal in een betonnen stoel. Het aanbrengen en verwijderen van de uithouders vereiste nogal takelwerk. Bepaald moeilijk werd het, wanneer het schip dichter bij de wal lag dan de uithouder lang was. Zeker een manoeuvre om een tijd bij te blijven kijken.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 1992 | | pagina 15