76
hing er gelukkig niet - kon hij een onvrijwillige
duik voorkomen. Mijn vader en ik hebben met
de hevig geschrokken man gepraat, die, toen de
ergste schrik voorbij was, zijn reis via Buiten
haven, Ankerpark en Binnenhaven vervolgde.
Kort daarna is er een waarschuwingsbord geko
men met een rijtje paaltjes, die een visuele
afsluiting van de weg gaven. Die afsluiting heeft
er tot de sloop van het buitenhoofd van de sluis
gestaan, zij het dan wel, dat de paaltjesrij zo nu
en dan vervangen werd.
BEBOUWING
De schaarse bebouwing rond de Koopvaarders
schutsluis bestond uit een drietal sluiswachters
woningen (Van der Kuyl, Raat en Feenstra),
onder één kap met de woning van de sluismees-
ter, uit een houten wachthuisje bij de sluis, een
koperhok, een Laboratorium voor Visserij-
onderzoek (Liebert) en het grote huis, waar ik
vanaf mijn derde zo'n zeventien jaar heb
gewoond.
Het houten wachthuisje was voor het sluisperso-
neel. Er stond een kachel, een tafel, een stoel en
een bank met opklapbaar deksel. In die bank
zaten oliekannen (voor de lieren van de sluis),
poetskatoen en spullen, die erg naar teer roken.
Op tafel een leitje met griffel. Daarop werden de
bijzonderheden van de op die dag doorgeschutte
schepen bijgehouden. Van dat leitje is mij bijge
bleven, dat de tabelkolommen en opschriften
ingekrast waren. Verder lag er altijd een
Enkhuizer Almanak (voor de getijtafels) voor de
hand. Mij boeiden daarin vooral de verhalen, de
weersvoorspellingen, de kronieken en de
wetenswaardigheden.
Aan het laboratorium voor Visserij-onderzoek
hebben onze poezen slechte herinneringen over
gehouden. De vis, die voor het onderzoek che
misch was bewerkt, werd door onze poezen
opgegeten. De resten lagen namelijk nagenoeg
open en bloot in een kuil in de tuin achter het
laboratorium. Onze huisdieren werden er ziek
van. Na overleg begroef men voortaan de over
blijfselen, zodat de giftige vissen voortaan bui
ten het bereik van onze poezen bleven.
Het koperhok was een grote schuur vlak bij de
Binnenhaven. Deze schuur had een afgescherm
de ruimte, waar een reserve-voorraad koperpla
ten achter slot en grendel kon worden bewaard.
Dat koper diende, zoals eerder al verteld, als
beslag van de sluisdeuren tegen de vraatzucht
van de paalworm. Met de komst van de groen-
harthouten deuren werd deze aparte opslagruim
te overbodig. De schuur diende toen alleen voor
opslagruimte van Waterstaat-spullen en later
ook als garage.
Het Grote Huis. Inderdaad heel groot. Behalve
de kantoorruimte twee woonkamers, een logeer
kamer, twee slaapkamers, een badkamer, een
eetkamer, een keuken en een voorraadkamer.
Dit alles gedekt door een enorme zolder met
archiefruimte en een dienstbodenkamertje.
Bij een verbouwing - na de oorlog - kwam van
achter een beschot een tekening tevoorschijn.
Op het hout, boven de afbeelding, stond
geschreven: "Dit is het portret van Harkes
Metzelaar" en eronder: "Ms Anderson 25 febru
ari 1869". Het portret stelt een mannetje voor
met verstellingen in broek, knieën en ellebogen,
met een baard en een blauwrode neus. Welk
laatste accent op een mogelijke hebbelijkheid
duidt. Het portret is naar schatting een decimeter
hoog. De vondst is ingelijst en zal waarschijnlijk
in één van de kantoren van de Rijkswaterstaat
zijn opgehangen.
Men mag wel aannemen, dat de aangegeven
datum tegelijkertijd het geboortejaar van het
Grote Huis markeert. Een ruim 120 jaar oud
gebouw. Het is alleen jammer, dat het uiterlijk
zo is veranderd. Oorspronkelijk een heel leven
dige gevel, met bogen boven de ramen, met met
selwerk tussen de pilasters en boven de voor
deur een dakkapel, bekroond met een ornament.
Niet te vermijden was, dat het huis door de reus
achtige naastliggende hal nu visueel wat in de
verdrukking is gekomen.
Het Grote Huis had een badkamer of liever een
later tot badkamer ingerichte kamer. Het bad
was een plaatijzeren verzinkte kuip, met eronder
een lange gasbrander, die de kuip over de volle
lengte kon verwarmen. Voor een vol bad vulde