toen de ontstekingsdraden op de opwinddynamo
werden aangesloten. Een klik.... iets van een
gedempte dreun, een wolkje stof en dat was
alles. Ik moest wel teleurgesteld hebben geke
ken, want ik kreeg ongevraagd uitleg. Het was
alleen de bedoeling, het metselwerk te doen
scheuren en in behandelbare stukken te krijgen.
Het ging er niet om, een spectaculair vuurwerk
af te geven. Ik was teleurgesteld, maar ik had
ook wat geleerd.
OVER STROMEN EN SCHIETEN
Nog even over de Kleine sluis. Deze was er niet
alleen voor het doorschutten van kleinere sche
pen, maar die sluis fungeerde ook als spuisluis.
De sluismeester (achtereenvolgens Van de
Graaff, Tromp en later Van der Kuyl) zette hier
toe bij gelijke waterstand buiten en binnen, de
sluis geheel open, zodat met het zakken van het
water in de Buitenhaven een stroom van toene
mende sterkte op gang kwam. Eerst is het een
kalme stroom. Dan begint die wat lawaaiiger te
worden. Er vormen zich draaikolken en schuim-
strepen. In de Buitenhaven zoeken meeuwen
krijsend naar wat eetbaars in het woelige uitstro
mende water. Dan ineens is er een verandering.
Boven de naar beneden duikende stroom vormt
zich een rollende waterberg, die onder veel
geraas het aanstromende water als het ware op
slorpt. Zoals dat heet, is het water van stromen
in schieten overgegaan. De verandering zelf heb
ik helaas nooit gezien, maar het schietende
water heb ik wel meegemaakt. Je kon trouwens
al van verre horen dat deze stromingstoestand
zich had ingesteld. Het was haast een beetje
beangstigend om dat watergeweld te aanschou
wen. Zou de sluis die krachten wel meester blij
ven? Na de eb begon de vloed het niveauver
schil te verminderen. Het schieten ging in stro
men over en bij ongeveer gelijke stand buiten en
binnen werden de deuren gesloten.
DE KOOPVAARDERSSCHUTSLUIS
Bij deze sluis werd het buitenhoofd ook ver
hoogd. Tegelijkertijd werden nieuwe sluisdeu
ren gemaakt en ingehangen. Het bijzondere van
deze (groenharthouten) deuren was, dat ze
bestand waren tegen de vraatzucht van de paal
worm. De vroegere deuren - ik denk eiken -
waren niet bestand tegen deze wormpjes. Om
dat af te weren waren deze deuren beneden de
waterlijn met roodkoperen platen bekleed. Dat
zo iets nietigs als een worm zo'n zware massie
ve deur te gronde zou kunnen richten! Ik vond
dat buiten proportie, het zou eigenlijk niet
mogen. Ik ervoer dat als een onterechte aantas
ting van zoiets nuttigs als een sluisdeur.
Gelukkig viel er iets aan te doen.
Er was nog iets merkwaardigs met dat groen-
harthout, het was zwaarder dan water! Als je
gewend bent aan de ervaring, dat hout drijft,
komt de confrontatie met een stuk hout, dat
zinkt, als een schok. Wel geen zware schok,
maar toch een verstoring van het beeld, dat ik,
op grond van ervaringen, van de buitenwereld
bezig was op te bouwen.
Deze houtsoort diende je voorts met respect te
behandelen. Als je namelijk een splinter in je
hand kreeg, dan leidde dat in de kortste keren tot
een flinke ontsteking. Die aanraking was voor
mij niet denkbeeldig, want de nieuwe deuren
werden op de deurligplaats aan de kant van de
Binnenhaven) achter ons huis gemaakt. Daar
werd fors gehakt, splinters te over dus.
De Koopvaardersschutsluis was aan het einde
van de weg langs de Buitenhaven. Je kon nog
wel eens verder - naar het Kuitje - maar dan
moest je lopen. Met de fiets ging het ook wel,
maar daarvoor was eerst een acrobatische toer
voor nodig om je fiets over het smalle loopge
deelte van de sluisdeuren te tillen.
Dat de sluis het einde van de rijweg was, wist
iedereen, want alleen ingewijden kwamen in de
buurt. Behalve één, een verdwaalde motorrijder.
Hij zag de weg achter het wachthuisje een flau
we bocht omhoog maken, zag de leuningen van
het looppad over de sluisdeuren voor brugleu
ningen aan, gaf gas om de helling te nemen en
zag vervolgens tot zijn ontzetting, dat er tussen
die leuningen - tussen de sluisdeuren dus - een
peilloze diepte gaapte. Door hard te remmen en
scherp naar links af te buigen - de afsluitboom