wrak werd later vlotgebracht en voor de sloop
verkocht. De overige Z-boten werden in Enge
land gesloopt.
Oudgedienden
Drie andere oudgedienden in Nieuwediep, de
553 ton metende kanonneerboten van het type
"Friso", waren al voor de Eerste Wereldoorlog
als pantserboten op stapel gezet. Ze behoorden
tot de eerste Nederlandse oorlogsschepen met
dieselmotoren en waren bewapend met vier
kanons van 10,5 cm en een vijftal mitrailleurs.
Toen de Duitsers ons land binnenvielen, lag Hr.
Ms. "Friso" in Enkhuizen. Ze was ingedeeld bij
het IJsselmeerflottielje en mocht haar geschut
nog even laten daveren voor Stavoren. Na bij
een Duitse luchtaanval ernstig te zijn bescha
digd, gaf Hr. Ms. mijnenveger "Pieter Florisz"
haar het genade schot.
Haar zusterschip "Brinio" vertrok op 10 mei
1940 van Den Helder naar het IJsselmeer, ver
richtte daar patrouillediensten en werd na de
capitulatie door de bemanning tot zinken
gebracht. Nummer drie van het trio, Hr. Ms.
"Gruno" lag op 10 mei 1940 voor bewakings
doeleinden in het Schuitengat bij Terschelling.
Ze werd op 12 mei naar het Ijsselmeer gediri
geerd ter aflossing van de "Friso" en nam op 14
mei de wijk naar Engeland. Ze kwam op 22
mei te Sheerness onder Brits operationeel
bevel, werd ingedeeld bij het Thames Local
Defense Flotilla en kreeg in 1943 een escorte-
taak op de Britse oostkust. Kort nadat de
"Gruno" in mei 1945 in Den Helder terugkeer
de, werd zij vande sterkte afgevoerd.
"Strijkijzers"
De twaalf nog uit de vorige eeuw daterende
stoomkanonneerboten van het "strijkijzer"-
type waren op 10 mei 1940 her en der over de
Nederlandse wateren verspreid. In de periode
1871-1879 werden dertig van deze merkwaar
dige scheepjes met twee naast elkaar geplaatste
schoorstenen gebouwd. Vele ervan kregen in
de loop der jaren een andere bestemming, als
mijnenlegger, tanker of wachtschip.
Alleen Hr. Ms. "Thor" lag in de meidagen van
1940 in Den Helder. Ze was toegevoegd aan
het Wachtschip Willemsoord en viel bij de
capitulatie in Duitse handen. De meeste van
deze "strijkijzers", die soms nauwelijks meer
herkenbaar waren, overleefden de oorlog niet.
Alleen de "Brak", die na de bevrijding in Den
Helder bleek te zijn beland, de "Sperwer" en de
"Wodan" hebben nog in uiterst bescheiden
functies dienst gedaan tot in de jaren zestig. De
als vlotkombuis gebruikte "Sperwer" werd pas
in 1966, op 91-jarige leeftijd, van de sterkte
afgevoerd.
Mijnenlegger
De nieuwste Nederlandse mijnenlegger was bij
het uitbreken van de mobilisatie de in augustus
1939 in dienst gestelde "Willem van der Zaan".
Deze 1300 ton metende oorlogsbodem, die
aanvankelijk dienst zou doen als schoolschip
voor de Adelborsten, kreeg meteen haar oor
logsbestemming. Ze was uitgerust voor het
transport van 120 zeemijnen en beschikte over
een zware hijsinrichting, waarmee niet alleen
de sloepen, maar ook een vliegtuig op het
bovendek kon worden geplaatst.
Na mijnen te hebben gelegd in de Nederlandse
wateren, verliet Hr. Ms. "Willem van der Zaan"
41
Met de vermaarde kapitein Maarten de Koe op
de brug keerde de sleepboot „Amsterdam" van
Bureau Wijsmuller na de bevrijding terug in
de Helder se haven.
Op de foto slaat de sleper achteruit om af te
meren in de Buitenhaven.