60 goed als niets over de toestand van de burgerij. Hij meent dat "de inwoners zich sinds tijden werkelijk hebben kunnen verheugen in die ech te vrijheid en gelijkheid, die is gebaseerd op rechtvaardige wetten, aangepast aan de geest en het karakter van het volk", maar hij vertelt niet waarop hij deze mening baseert. Hij meent ook dat de bevolking zeer godsdien stig is, want "het was even zeker een gebeden- of psalmenboek op een dode of gewonde aan te treffen als een pijp of een veldfles, men zag overal in de boerderijen godsdienstige boeken en vaak ook politieke vlugschriften. Deze laat ste waren kennelijk onlangs uitgedeeld". Volgens Walsh waren de "manschappen onder gebracht in grote en ruime boerderijen die uit stekende kazernes vormden, waarbij alle voor zieningen onder één dak waren samenge bracht". Deze behuizingen waren zo talrijk en gelijkelijk verspreid, dat het land eruit zag als één groot dorp. Opmerkelijk is nog wel de zin snede dat het invasieleger de moeilijkheden misschien te boven gekomen zou zijn "indien aan de inspanningen van de geallieerde strijd macht behoorlijk zou zijn bijgedragen en deze geestdriftiger zouden zijn ondersteund door de actieve en hartelijke medewerking van de bewoners". Tot de moeilijkheden rekende hij vooral de schaarste aan voedingsmiddelen en water - dat zelfs vanaf de Eems werd aangevoerd - en de omstreeks midden oktober uitbrekende ziekten zoals diarrhee, dysenterie en "wisselkoorts", volgens Walsh het gevolg van de "heel natte herfst en van de natuurlijke ongezondheid van het Nederlandse klimaat". Inscheping Niet zonder voldoening vervolgt Kaan tenslotte nog met de mededeling, dat er "verder van aan belang alhier niet meer voorgevallen (is). De engelsche en de russen trokken daagelijks bij troepen uit de Zijpe, Barsingerhom en Schagen. En naar de Helder en wierden weder ingescheept". Dat zich daarbij merkwaardige taferelen afspeelden blijkt o.m. uit een opmerking van Korff: "de dragonders en andere soldaten ver kochten alles wat ze maar kwijt wilden zijn; paarden werden voor een gulden afgestaan en toch werden er nog vele (men zegt 150) door de soldaten doodgeschoten". Een ander verhaal van dezelfde auteur is even eens typerend voor de chaotische situatie: "Zo reclameert op 25 Februari 1800 Remmert Kuyper, omdat van hem bij de aankomst der Engelschen door de Municipaliteit een kar is gerequireerd. Jan Wildschut had de kar later van de Engelschen gekocht voor een spaanse mat f 2,50) en hem weer verkocht aan Willem Harkes voor twee spaanse matten en deze had de kar weer doorverkocht aan Louw Strop voor 12 guldens..." -f 1» J.T. Bremer Literatuur: J.T. Bremer, A. Korff, Heren, boeren en knechten - bedijking en bewoning van de Wieringerwaard, 1610- 1810. Schoorl, 1989. Beknopte geschiedenis van Den Helder en Huisduinen, Haarlem, 1958. J. Westenberg, Oude kaarten en de geschiedenis van de Kop van Noord-Holland, Amsterdam 1961. E. Walsh, Russen en Engelsen in Noord-Holland, Schoorl, 1983. v k -/-- - - - i '*•- 15 1 O" - 2J| W- i - C J *V v N 'iX? v L 'k- Bakkerij te velde zoals de strijdende legers deze tijdens de veldtocht tot hun beschikking hadden.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 1991 | | pagina 28