"EEN ZOOGENAAMDE SPOORWEGZAAK"
20
Uit het Koegras-Archief 1849-1902, waarvan
mij door de heer M. Heyblok een fotocopie
werd geschonken, meende ik dit stukje polder
en spoorweggeschiedenis onder de ogen van
onze lezers te mogen brengen. Naar mijn
mening is hier sprake van een uniek menings
verschil, dat z'n weerga in de Kop van Noord-
Holland niet vindt. Leest u maar:
Tusschen 1891 en 1903, zo vertelt ons
genoemd archief, heeft de zoogenaamde
Spoorwegzaak gediend, die de navolgende
geschiedenis heeft:
Bij koopacte van 22 Januari 1863 hiervoren
genoemd, verbond zich de commissie voor de
Staatsspoorwegen, handelende in naam en ten
behoeve van den Staat, tot het maken en onder
houden en bedienen van den publieken over
weg over den spoorweg in den Doggersvaart,
doch verzuimden contractanten om gelijk
beding te maken voor den spoorweg in den
Middenvlietweg, die als openbare weg in niets
van dien Doggersvaart verschilde, en zoo werd
bij de koopacte voor dien Middenvlietweg
slechts een recht van overgangsweg verleend
met gelijke conditites van onderhoud enz. als
voor nog zes andere particulieren overpaden en
overwegen was bedongen ten behoeve van per-
ceelen land aan den eigenaar behorende, die
door den spoorweg werden doorsneden. Dit
verzuim evenwel is in de eerste jaren van de
spoorweg exploitatie onopgemerkt gebleven.
Voor het onderhoud der hekken van afsluiting
van den overweg werd door de eigenaren der
toen nog onverdeelde Koegras-Gemeenschap
behoorlijk zorg gedragen; dat onderhoud ging
met de overdracht in 1877 van de wegen aan
den polder over, en over den last om bij het
passeeren daar ter plaatse, hetzij met rijtuig of
te voet, de hekken te moeten openen en sluiten,
werd niet geklaagd. Alleen liet die sluiting wel
eens te wenschen over en dit mag dan voor de
spoorwegdirectie aanleiding zijn geweest tot
een rechtsvervolging tegen den Voorzitter van
het Polderbestuur "wegens het niet behoorlijk
afsluiten van den spoorwegoverweg bij het
naderen en voorbijrijden van een trein", waar
aan een proces-verbaal van den 3en november
1890, tegen dien Voorzitter door een spoor
wegbeambte opgemaakt was voorafgegaan.
Het daarop gevolgde strafproces, ook tegen
dien Voorzitter gevoerd, is in eerste instantie
met ontslag van rechtsvervolging en in appel
met vrijspraak beëindigd. Doch dit was niet het
slot van de geschiedenis, want daarop heeft de
Directie de het Holandsche IJzeren Spoorweg
maatschappij dien openbaren weg 60 dagen
lang afgesloten gehouden. En op al de deswege
ingediende klachten, requesten en vertoogen
volgde eerst den 18en Maart 1892 te 7 uur
namiddags het volgende telegram:
„Van Foreest, Voorzitter Polder Koegras,
Weg wordt morgen heropend.
Van Bosse"
En nadat toen, bij het voornemen der Spoor
wegdirectie om de afsluiting van de hekken
met trekbomen op een afstand van 60 meter uit
te voeren, door stemgerechtigde ingelanden
was besloten, om dit gevaar zoo mogelijk door
een bijdrage in de kosten af te wenden, is de
beruchte historie met de navolgende overeen
komst beëindigd, te weten:
Tusschen:
1. den Minister van Waterstaat, Handel en Nij
verheid, als vertegenwoordiger van den Staat;
2. de Hollandsche IJzeren Spoorwegmaat
schappij, vertegenwoordigd door haren Raad
van Administratie en
3. den polder Koegras, vertegenwoordigd door
zijn Voorzitter en Secretaris, te zamen in die
hoedanigheid het Bestuur representeerende;
is het volgende overeengekomen, ter beëindi
ging van de gerezen verschillen nopens den
overweg over den Staatsspoorweg van den
Helder naar Alkmaar, ter plaatse waar die
wordt gekruist door den aan den polder "Het
Koegras" in eigendom behoorende Mid
denvlietweg.