120
Levi van Gelder was een jood, maar dat deed niets ter zake. Hij was een burger van Den Helder als
ieder ander en stond in hoog aanzien. Als pandjesbaas zag hij zijn klanten als doodgewone mensen,
niet als een soort bedelaars. Blijkens zijn "balans" over 1864 had hij in dat jaar ruim 28.000
"panden" beleend, tegen een totaal aan voorschotten van ruim zestigduizend gulden. Gemiddeld
derhalve drie guldens per onderpand.
"VREEMDE" HERKOMST
Dat Levi van Gelder een jood was, legde geen bijzonder stempel op hem. Evenmin als protestanten
en rooms-katholieken een kenmerkend "label" droegen. Friezen, Groningers, Hugenoten en andere
burgers van "vreemde" herkomst konden zich in Den Helder thuis voelen als ieder ander.
Wie was de eerste Fries, die naar Den Helder kwam? Welke Duitser kwam voor het eerst met zijn
nering hierheen? We weten het niet. De naam van de eerste jood, die in deze regionen neerstreek, is
uiteraard niet bekend. Zeker is, dat na 1492 vele uit Spanje gevluchte joden ook in deze lage landen
bij de zee terecht zijn gekomen, waarschijnlijk ook in het dorpje "aan de Helder", waar omstreeks
1505 het eerste huis werd gesticht door Magdalena, de Vrouwe van Egmond.
In het Helderse gemeente-archief berust een stuk, waaruit blijkt dat hier in 1799 de joodse koopman
Israël Salomon heeft gewoond. Hij was gehuwd en zijn leeftijd was toen 54 jaar. Volgens de zeer
ingewijde Nieuwedieper Arie Vlam, oud-bestuurslid van de Helderse Historische Vereniging en
voorheen een vermaard bevolkingsambtenaar, kan deze Israël Salomon worden beschouwd als de
stamvader van het geslacht Van Praag. Een bij uitstek Helders geslacht derhalve.
Gedurende een lange reeks van jaren hadden ook in Den Helder de joden een uitzonderingspositie
ingenomen. Zij werden toen beschouwd als een afzonderlijk volksdeel met minder rechten dan de
overige burgers. Aan deze rechtsongelijkheid kwam op 10 februari 1807 een einde, krachtens een
besluit van koning Lodewijk Napoleon.
EERSTE SYNAGOGE
Nadien nam het aantal hier woonachtige Israëlieten toe. Zij konden door de gewijzigde omstandig
heden een eigen kerkelijke gemeente met circa zestig lidmaten stichten, die aanvankelijk bijeen
komsten hield in een bovenkamer aan de Langestraat. Eveneens in het toenmalige Oud Den Helder
in de Jodensteeg, tussen de Smidstraat en de Middenstraat) kreeg men in 1808 de eerste synagoge.
In 1837 kwam hiervoor de synagoge aan de Kanaalweg in de plaats.
In de eerste decennia maakten L.M. van Gelder (de "pandjesbaas"), M.E. Tat, M.A. Leuw, L.J.
Groen, M.J. Manheim en M. Schrijver deel uit van het bestuur der Israëlitische gemeente.
De groei van deze geloofsgemeenschap hield na de aanleg van het Noordhollands Kanaal (1819-
1824) gelijke tred met de ontwikkeling van Den Helder als voorhaven van Amsterdam. In 1860
werden circa vierhonderd leden geteld. Men had toen al een eigen school, een eigen armbestuur,
een eigen begraafplaats, alsmede een vereniging voor het bestuderen van de Talmoed. In die dagen
kende men een zekere David Grunwald als godsdienstleraar.
Eveneens een David Grunwald (wellicht dezelfde?) heeft in 1850 via de waarnemend burgervader
van Den Helder aan het Provinciaal Gouvernement te Amsterdam gevraagd om een paspoort, om
dat hij naar België wilde reizen. Deze David Grunwald was in 1790 in Neyschweiz (Rusland) gebo
ren. Zijn lengte was 1,610 el en hij had blauwe ogen, een hoog voorhoofd, een dikke neus, een klei-