ESTHER VAN PRAAG: "IK HAD IN DEN HELDER EEN FIJNE JEUGD!"
Met pijn in het hart vertelt Esther van Praag over haar fijne jeugd in Den Helder, waar ze 67 jaar
geleden werd geboren. "Ik zou nooit ergens anders geboren willen zijn", bekent ze met een breed
armgebaar. Een fijne jeugd, en toch: pijn in het hart. Pijn bij de herinnering aan zoveel goede
mensen, die er niet meer zijn. "Niet eens een steen op hun graf. Ik heb wel eens gedacht aan een
klein monument, of een gedenksteen op het kerkhof. Met hun namen. En dan alleen één woord
daarbij: VERGAST. Dat zou ik willen. Maar waarom doe ik daar niets aan? Omdat ik toch bang
ben dat het bekliederd wordt..."
Er valt even een stilte in de zonnige woonkamer van Esther Benima-van Praag in Amstelveen. Ze
lijkt te schrikken van haar eigen woorden. Ze heeft een vrees onder woorden gebracht, die niet
wortelt in haar eigen ervaringen van vroeger. Met nadruk verklaart zij, nooit iets van anti-semitisme
in Den Helder te hebben bespeurd.
Esther is de dochter van Maurits van Praag, die in 1928 - op 42-jarige leeftijd - de confectiezaak
van Neels aan de Keizerstraat overnam. Hij was toen al jaren getrouwd met Tilly Hoogendijk.
Esther van Praag, zelf genoemd naar haar grootmoeder van vaders kant, licht toe dat zij dus de
dochter is van een "uitgekomen" jodin. "Mijn moeder is overgegaan tot het joodse geloof. Ik moet
zeggen dat ze ontzettend haar best heeft gedaan," getuigt mevrouw Benima.
Zij voegt eraan toe, dat de niet-joden in Den Helder een heel grote rol in haar jonge leventje hebben
gespeeld. Op de openbare lagere school aan de Parallelweg was zij het enige joodse meisje in haar
klas. Ook op het gemeentelijk lyceum was zij als zodanig een eenling, maar zij heeft dat nooit als
een last ervaren. "Ik had op het lyceum een hartsvriendinnetje, Jopie Bomhoff. We zijn nog steeds
vriendinnen. Ze woont hier vlakbij en we hebben heel veel steun aan elkaar," vertelt ze.
BLIJ WEERZIEN
Ontroerd denkt ze terug aan een na-oorlogse reünie van het gemeentelijk lyceum. "Ik ontmoette
daar een klasgenoot, Gerrit Klein. Wat was hij blij, dat ik er nog was. Tegen andere reünisten zei hij
later: "Ik heb Esther van Praag gezien, dat maakt het feest voor mij goed..." Als ik aan die dingen
terugdenk, word ik warm van binnen. Ik moet het mijn vader nazeggen: Ik ben blij met wat ik heb,
maar vooral met wat ik niet heb. Geen pijn, geen narigheid, geen ellende. Eén dag niet gelachen is
een dag niet geleefd."
Mevrouw Benima heeft er tegenop gezien, allerlei concrete herinneringen aan haar fijne jeugd in
Den Helder naar voren te halen, maar nu ze haar aarzeling eenmaal heeft overwonnen, praat ze
honderd-uit, met zijn warme hart voor schipbreukelingen en "blauwe zeeridders". Over Levi Elte,
de nobele banketbakker van het Koningsplein met z'n beide charmante dochters. Ze zijn de oorlog
doorgekomen, maar "Leef" is inmiddels overleden, evenals "Maup" van Praag. Over Levi
Grunwald, die in de Helderse Courant zo kleurrijk wist te schrijven over het reddersgilde en een
groot pleitbezorger was van het Dorus Rijkersfonds.
"Salo Manheim leeft nog," laat Esther zich plotseling ontvallen. Ze ziet hem voor zich, met zijn
korte beentjes in die karakteristieke winkel aan de Koningstraat. "Hij leeft nog en woont in Arn
hem. Zijn telefoonnummer kan ik zó opzoeken."
De stijlvolle persoonlijkheid van de tekenleraar Leo Pinkhof roept bijzondere herinneringen op.
112