111
NIEUWEDIEP, IK HEB JE GEHAAT
Op een koude winterdag in 1951 kwam ik voor het eerst in Den Helder. Mijn entree in de marine-
stad was geheel in stijl: ik was gekleed in "zondags tenue" met kraag en borstlap. Op mijn ene
schouder droeg ik mijn plunjezak, op de andere mijn kooi.
Voordat ik vanuit de stoomtrein, die knarsend en puffend tot stilstand was gekomen, één voet op de
Nieuwediepse grond zette, wist ik één ding zeker: "Ik haatte het gat".
Oudere collega's hadden me tijdens de twee jaar opleiding in Amsterdam bij herhaling verteld, dat
er van Nieuwediep niets deugde en dat er dan ook niets te beleven viel.
Als goed marineman hoorde je nu eenmaal de pest aan Den Helder te hebben. En omdat ik, baroe
(Mal5
eis voor "groentje", red.) als ik was, vooral niet uit de toon wilde vallen, haatte ik ongezien mijn
nieuwe standplaats.
Mijn mars door de stad naar de Buitenhaven droeg er niet toe bij om een gunstiger beeld te verwer
ven. Ouwe troep, het was al wat ik zag. Nergens mooie historische panden zoals ik dat thuis, in
Haarlem, gewend was.
Toen ik eenmaal voer begon ik toch op de thuisreizen met verlangen uit te zien naar de "Lange
Jaap", maar het was voor mij niet het vertrouwde thuisbaken van Den Helder. Nee, het was slechts
een aanduiding dat het station, waar de trein naar Haarlem stond, binnen bereik kwam. Toen ik na
een jaar overgeplaatst werd naar Nieuw-Guinea, had ik dan ook niet veel van Den Helder gezien.
Behalve een enkel bezoek met een schip, zou het tien jaar duren voor ik weer in Nieuwediep
terugkwam. Ik was onderwijl getrouwd en mijn vrouw deelde mijn mening volkomen: een gat.
Geen behoorlijke warenhuizen, alleen kleine winkeltjes, waar alles duurder was dan elders. Alleen
de petroleum was goedkoop omdat Bethlehem, die toen nog met paard en wagen langs de deur
ventte, in een onderlinge prijsoorlog gewikkeld was.
We vertrokken na een jaar om pas na tien jaar terug te komen. Omdat ik begreep dat ik hier
misschien de rest van mijn leven zou moeten slijten, besloot ik me positief op te stellen. Om mijn
belangstelling voor het Helderse gebeuren te tonen, abonneerde ik me op de Helderse Courant. Ook
mijn vrouw had haar mening drastisch gewijzigd. "Oh, wat is het mooi geworden," was haar eerste
reactie bij het zien van de warenhuizen en winkels rond het Julianaplein.
We woonden tien jaar met veel plezier in De Schooten om vervolgens naar Cura^ao te gaan. Na
drie jaar waren er verschillende mogelijkheden om te gaan wonen en werken. Maar de keus was
niet moeilijk: eensgezind werd gekozen voor Den Helder, onze thuishaven.
Wat zou ik graag nog eens rondlopen langs die gezellige rommelige Buitenhaven van toen, of door
de smalle straten dolen met de kleine sfeervolle winkeltjes. En langs alles waar ik toen geen oog
voor had.
PIET VAN DER POL