84
Een gouden medaille of een bronzen plaquette?
Na aanhoudend snuffelen en speuren in allerlei antiquariaten wordt het geduld van de ware
verzamelaar soms beloond met een vondst, die hij dan kost wat kost in zijn bezit wil hebben.
Een dergelijke ervaring beleefde een onzer leden, die in een landelijke antiekhandel een pla
quette ontdekte, vervaardigd in 1865 "uit achting en erkentelijkheid aan A. Boomsma, genees
heer te Helder".
Een onderzoek in onze krantenverzameling bleef niet zonder succes. De Heldersche en Nieuwedie-
per Courant deed onder de berichten "Binnenland" van 31 december 1865 verslag van de huldiging
van dokter Adriaan Boomsma door zijn dankbare patiënten. Gedurende 55 jaren had hij als platte
lands-heelmeester zijn patiënten, vaak zelfs belangeloos, naar beste weten geholpen en bijgestaan.
Veertien jaar lang was hij naast zijn particuliere praktijk belast geweest met de "armenpraktijk".
Adriaan Boomsma werd in Den Helder geboren op 17 oktober 1788 en werd hem te Haarlem admis
sie verleend tot de uitoefening van de medische praktijk. De artsenpraktijk was hem niet vreemd.
Zijn vader was de chirurgijn Rintje Oepkes Boomsma, die gedurende de Napoleontische tijd tot
adjunct-maire van Huisduinen en Helder werd benoemd, maar voor deze funktie bedankte. In 1810
maakte hij deel uit van het schepencollege hier ter plaatse. Zijn moeder was Aafje Wentel, lid van de
welbekende Helderse familie van opzichters bij 's Lands werken. Zij was geboren op Texel als
dochter van notaris Aarjen Wentel en Catharina Coppens. Te Purmerend praktizeerde gedurende
deze tijd nog een lid van de familie, J. F. Boomsma. Aan hem was op 12 april 1802 te Leeuwarden
admissie verleend.
Adriaan Boomsma moet een sociaal voelend man zijn geweest.
Zo niet, dan zou hij waarschijnlijk een ander beroep hebben gekozen. Als geneesheer op huisbezoek
zijnde werd hij menigmaal geconfronteerd met armoede en gebrek. Als jonge dokter beleefde hij het
einde van de Franse tijd, het beleg van de Stelling van Den Helder, de nood onder de honderden
Spaanse (als dwangarbeiders te werk gestelde) krijgsgevangenen en de hongerende bevolking. Nog
tijdens dot beleg, in 1813, overleden zijn beide ouders, zijn vader op 23 februari en zijn moeder op 3
oktober.
Op 27-jarige leeftijd besloot hij in het huwelijk te treden met de zuster van de Huisduiner predikant
Metz, Gijsbertha Johanna Hendrika. De bruiloft werd alhier gevierd op 22 februari 1816.
Enige maanden na hun huwelijk (op 17 juni 1816) overleed zijn broer Frans. Van beroep was hij zil
versmid, maar hij was tevens houder van de Helderse Bank van Lening. Adriaans zuster, Antje, was
gehuwd met Alexander Jan Augustus, baron van Westerholt, een oud luitenant ter zee bij de marine,
die aan het Nieuwediep een scheepstimmerwerf exploiteerde.
Op 20 juli 1811 was hij, min of meer gedwongen, aangesteld tot maire over de Landen van Huisdui
nen en Den Helder. Een funktie, die hij tot 1815 vervulde.
Tot het najaar van 1816 stond Adriaan Boomsma alleen in zijn medische zorg voor de Helderse
gemeenschap. Voor bevallingen kon hij terugvallen op twee plaatselijke vroedvrouwen, Trijntje
Jongkees en Wobbegien Jans Wobben. De eerste ontving haar admissie te Haarlem op 9 november