59 MAATSCHAPPIJ NEDERLAND NEGEN JAAR THUIS IN NIEUWEDIEP De eens zo belangrijke Stoomvaartmaatschappij "Nederland" heeft in haar jonge jaren een stempel gedrukt op de havenactiviteiten in Nieuwediep. Deze rederij, die op 13 mei 1870 te Amsterdam werd opgericht, koos haar domicilie in Den Helder. Na het gereedkomen van het Noordhollands Kanaal had de marinebasis immers een niet te onderschatten functie gekregen als voorhaven van Amsterdam. Op de plaats waar later de Atje loods verrees, vestigde de "Nederland" een kennelijk semi-perma- nent etablissement, grotendeels bestaande uit houten gebouwen. Hier werd op 8 mei 1871 het eerste vaartuig van de rederij, het in Engeland gebouwde stoomschip "Willem III", afgemeerd om te wor den beladen voor de eerste reis naar het toenmalige Nederlands-Indië. Het 2600 bruto-registerton metende schip was genoemd naar koning Willem III, de beschermheer van de maatschappij, die haar vlag voor het eerst op de zeven zeeën zou vertonen. Op de dag van vertrek - 18 mei 1871 - leefde de bevolking van Den Helder enthousiast mee. Een zee van vlaggen tooide de stad, er werden muziekuitvoeringen gegeven en 's avonds was er een groot vuurwerk. Het trotse vlaggeschip kwam echter niet verder dan Portsmouth, waar na het afmeren een niet te blussen brand uitbrak aan boord. Tot aan de waterlijn ging het op de werf van Elder aan de Clyde gebouwde schip in vlammen op. Alle opvarenden konden worden gered, maar de (verzekerde) scha de was uiteraard aanzienlijk. Een ongelukkige start voor de stoomvaartmaatschappij "Nederland", die nog meer tegenslagen te verwerken kreeg. De schepen werden groter en dat betekende steeds meer los- en laadwerk. De aan gevoerde vrachten moesten namelijk in Nieuwediep worden overgeladen in lichters om via het Noordhollands Kanaal naar Amsterdam te worden vervoerd. Dat gold ook voor de ladingen die uit de hoofdstad voor verre bestemmingen werden verscheept. Ondanks al deze moeilijkheden heeft de "Nederland" tijdens haar Helderse jaren ca. 25.000 ton goederen uit Nederlands-Indië naar het moederland vervoerd, en bijna 50.000 ton in tegengestelde richting. Het aantal passagiers bedroeg jaarlijks gemiddeld ruim vijftienhonderd. Zo kon de rederij het hoofd boven water houden, al werd de voltooiing van het Noordzeekanaal met enig ongeduld tegemoet gezien. Toen het zover was, moest in Amsterdam nog worden voorzien in de behoefte aan dokcapaciteit voor de grote zeeschepen. In april 1879 kwam voor de maatschappij "Nederland" eindelijk de dag, waarop het hele personeel met de mailstomer "Prins van Oranje" kon worden overgebracht van Nieuwediep naar Amsterdam, daar vandaan vertrok het schip op 26 april 1879 naar Indië. C.A.D.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 1990 | | pagina 27