LANGE JAAP: KARAKTER VAN VIER SCHITTERINGEN.
57
Lange Jaap, zoals de Nieuwediepers hem kennen, is de trouwe wachter van de Haaksgronden. Vrij
wel zonder onderbreking heeft hij sedert 1 april 1876 bij nacht en ontij zijn karakter getoond. Alle
vijftien vuurtorens langs de Nederlandse kust hebben hun eigen karakter, dat van verre herkenbar is.
Vier schitteringen kort na elkaar en dan tien tellen rust. Elke twintig seconden herhaalt Lange
Jaap dat programma. Het kan niet missen: daar ligt Den Helder.
Lange Jaap is een stalen gevaarte, waarvan het hoogste puntje zich op 68 meter boven het maaiveld
bevindt. De hoogte van het lichtpunt is exact 57 meter, waardoor het zichtbaar is tot een afstand van
19,8 zeemijlen (ruim 36 kilometer). Bij helder weer zijn de lichtflitsen nog tientallen kilometers
verder te zien. Hoewel tegenwoordig de plaatsbepaling op zee door vele technische snufjes wordt
vergemakkelijkt, blijft de functie van Lange Jaap en de andere "brandarissen" onmisbaar. Nog maar
kort geleden heeft de kolossale gloeilamp van 4200 Watt plaats moeten maken voor drie hogedruk-
kwiklampen van 2000 Watt. Zodra de duisternis intreedt, wordt met behulp van een foto-elektrische
cel één van deze lampen automatisch ontstoken. De beide andere staan in reserve. De noodverlich
ting bestaat uit twee lampen van 100 Watt, met accuvoeding van 24 volt.
De vier stralenbundels, die voor de schitteringen verantwoordelijk zijn worden gevormd door een
ingenieus lenzenstelsel, bestaande uit prismatisch geslepen ringen van kristal. Met de lamp in het
hart draait dit optiek elke twintig seconden zijn rondje op de z.g. draaitafel met een diameter van
1,80 meter. Voor de revisie "dreef' deze draaitafel in een nagenoeg weerstandsloze bak met kwik,
thans ontleent Lange Jaap zijn souplesse aan een cirkelvormig kogellager van superieure kwaliteit.
Vuurbaak
De perfectie van Lange Jaap is uiteindelijk een gevolg van privileges, die in de vijftiende en zes
tiende eeuw waren verworven door Amsterdam en Enkhuizen. Als tegenprestatie voor het "vuur- en
paalgeld" (een soort havengeld), dat zij mochten vorderen, hadden zij onder meer tot taak, de hele
kust ten gerieve van de scheepvaart te voorzien van vuurbakens. Die werden "brandarissen"
genoemd naar de Ierse heilige Sint Brandanus, die als Brendan of Brendaan de beschermheilige was
van de schippers. De naam van de Terschellinger vuurtoren herinnert daar nog aan.
Blijkens een oeroud kaartje, getekend door een zekere Lourens Pietersz., stonden al twee van derge
lijke vuurbakens in Huisduinen, toen een door Amsterdam en Enkhuizen ingestelde commissie het
advies gaf, een vuurbaak te plaatsen op het hoge duin, dat als "Kijkduin" bekend stond. Het was in
feite een eenvoudige verhoging, waarop een kolenvuur werd gestookt.
In 1822 werd, "brandaris" vervangen door een stenen vuurtoren met een hoogte van 47 meter. Deze
toren kreeg een stevige fundatie op een hoek van het fort "Kijkduin", dat behoorde tot de reeks van
versterkingen die op last van Napoleon was aangelegd. Deze stenen knaap, die al een beetje op Lan
ge Jaap begon te lijken, werd in 1853 voorzien van het nieuwste snufje op verlichtingsgebied. De
krant schreef vol bewondering over een "kunstlamp", die met vier concentrische pitten brandde op
patentolie (raapolie). Het licht werd door spiegels van gepolijst metaal via kristallen glazen op de
Noordzee gericht.
IJzeren toren
Bloemen verwelken en schepen vergaan. De stenen toren bleef niet eeuwig bestaan. Toen in 1877 de
bouw van een nieuwe ijzeren toren (de huidige Lange Jaap) werd aanbesteed, werd de toren op het