zuijjntje
Door Jutter
54
naar het buurland Berbice, het latere Britse Guyana, dat vroeger een Hollandse kolonie was. De
zegswijze "naar de barbiesjes gaan" herinnert aan het moordende klimaat dat daar heerste. Toen het
ernaar uitzag dat de winter heel streng zou worden, werd besloten de schepen "door te ijzen" naar
Nieuwediep.
Zeshonderd sterke kerels werden ingeschakeld om met ijszagen een vaargeul door het kanaal te
maken. Het was een gigantisch karwei, waaraan op 22 december werd begonnen. Met een enkele
korte onderbreking, o.a. met Kerstmis, werd stug doorgewerkt. Schaatsenrijders en arresleden
omringden de schepen, die tergend langzaam vorderden tot zij na ruim een maand, op 25 januari
1830, de open zee bereikten. Deze moeizame, maar succesvolle "doorijzing" kostte f 20.900,-. Een
voor die tijd gigantisch bedrag, maar de reders waren de aloude waarheid nog niet vergeten: "De
cost gaet voor de baet uit!"
J.T. BREM ER
Noot van de redactie: Bovenstaande bijdrage van ons redactielid J.T. Bremer is ontleend aan de kopij voor een boek van
zijn hand, dat binnen afzienbare tijd verschijnt. De tekst is op enkele plaatsen bekort, terwijl wij - eveneens in overleg
met de schrijver - voor de voetnoten, literatuuropgaven en bronvermeldingen, moeten verwijzen naar het boek.
Uit de Helderse Courant van
vrijdag 16 november 1990
Maandagavond kon met recht
worden gezegd dat ze 'overal van
daan kwamen', jong en oud van al
ler rang en stand, om in plechtige
ernst getuige te mogen zijn van de
presentatie van de heruitgave van
Christiaan Terpstra's dichtbundel
'53° N.B.'. De samenstellers en inlei
ders van nr. 1 in de Helderse Histo
rische Reeks, H. J. Brandsma en J.
T. Bremer, hadden er weinig moeite
mee om hun gehoor, mensen die 't
hart verpand hebben aan het Gi
braltar van het Noorden, te boeien
zowel met het ernstige als met het
luchtige deel van hun betogen.
Eerst de ernst, want het getuigt
toch wel van diep bewogen zijn met
de medemens om binnen drie weken
een verzamelbundel over Den Hel
der samen te stellen, zoals Terpstra
zelf schreef: „Bedoeld tot steun en
opbeuring van degenen die op de
toen zo fel omstreden breedtegraad
leefden." Niet ongenoemd mag blij
ven dat het initiatief mede is uitge
gaan van Anthony van Kampen, die
er het zijne toe heeft bijgedragen
dat Lambert Simon de illustratie
van de bundel verzorgde.
Mensen wat een geluk dat een
stadsgenoot nog in het bezit was
van één van de tweehonderdvijftig
exemplaren die in het vierde oor
logsjaar van de persen van uitgeve
rij C. de Boer Jr. te Den Helder
kwamen! Hierdoor werd de weg
vrijgemaakt om velen kennis te
doen nemen van de ontroerende ge
tuigenissen van liefde voor z'n stad
van een man wiens wieg aan de
rand van het Marsdiep, Dijkstraat
30, heeft gestaan. En in het kader
van de bijeenkomst werd vanzelf
sprekend uitgebreid omgekeken
naar de donkere oorlogsjaren waar-
van de duisternis gelukkig nog bij
tijd en wijle werd doorbroken door
gebeurtenissen die de moeite waard
zijn gebleken om bewaard te blij
ven, gewoon omdat de trieste sleur
van alle dag en het zich regelmatig
bedreigd voelen door 't op de loer
liggende oorlogsgevaar even kon
den worden vergeten.
Geen wonder dat de stemming er
goed in zat, daar in 'De Branding'.
Maar 't mooiste kwam nog op het
moment toen een ieder verwachtte
dat de voorzitter allen 'n 'wel thuis'
zou wensen. Uit het halfduister van
een achterzaal kwam namelijk Sint
Maarten, gehuld in pij en op sanda
len, z'n beminde gelovigen uit de
doeken te doen wat hem bewogen
had een levensloop te kiezen die de
kinderkens beweegt om op z'n
naamdag al zingend en bedelend
langs de huizen te gaan. En omdat
het in Den Helder, volgens het zeg
gen van de heilige, een onvoorstel
bare troep was geweest met de keu
ze van de dag waarop de lichtjes
mochten branden, had hij er geen
been in gezien om een dag te laat z'n
opwachting te maken bij dit koppel
Nieuwediepers in hart en nieren.
De aandacht waarmee z'n verhel
derende betoog werd gevolgd be
wees dat er in de roos was gescho
ten. Maar 's avonds thuis heb ik niet
kunnen nalaten om voor de zoveel
ste keer het gedicht 'Wezenstraat' in
me op te nemen. Misschien breng ik
geheel ten onrechte de laatste regel
ervan: „Gij laat Den Helder niet
vergaan, niet waar, mijn God, dat
zult ge laten?" van toepassing op de
situatie waarin m'n geboorteplaats
vandaag de dag verkeert. Zorgen
blijven nu eenmaal altijd ons be
staan vullen.