50
"de Zijpe reeds in onderscheidene opzigten door de daarstelling van het N.H. Kanaal buitengemeen
is benadeeld, als zijnde haar waterboezem,welke bevorens als het ware geheel vrij en van het overi
ge Noord Holland was afgescheiden, nu met deze was verenigd geworden, waaruit voor de landei
genaren in buitengewone omstandigheden niet anders dan nadeelen ontstaan."
Bovendien hadden de Zijpenaren volgens het gemeentebestuur nu al twaalf jaren 8 procent op de
grondlasten moeten betalen ten behoeve van een kanaal, waarbij zij "geen het minste belang had
den". Als nu de toch al zo verslechterde communicatie nog meer werd belemmerd doordat de inge
zetenen "voor een groot gedeelte van weder en winden en van den goeden wil der pontschippers
zouden moeten afhangen", dan zou er eerst recht sprake zijn van een "algemene ontevredenheid
onder de ingezetenen van dezen oord."
Onvrij territoir
"Het Groot N.H.Kanaal is geopend en de commercie geniet daarvan reeds de voordelen." Aldus de
openingszin van een brief, die het Alkmaarse gemeentebestuur eind 1824 liet uitgaan. Inderdaad,
Op 15 december van dat jaar kwam 's lands oorlogsschip "Bellona" in Alkmaar aan. Daags daarna
vertrok het fregat, muzikaal uitgeleide gedaan door de schutterij en het carillon van de Waagtoren,
naar Den Helder. Intussen was een "tegenligger" onderweg van Nieuwediep naar Amsterdam, de
Oostinjevaarder "Christina Bemardina". Halverwege de vlotbruggen ter hoogte van Sint Maarten en
de Stolpen passeerden de schepen elkaar.
Toch heeft Alkmaar ook na 1824 nauwelijks enige betekenis als zeehaven gekregen. Pas op 4 mei
1825 kwam het schip "De Vriendschap" met een lading klipzout van Liverpool naar Alkmaar voor
de fa. Stuurman en Comp.
Wel is het kanaal van veel betekenis geworden voor de kaasmarkt, de veehandel en de landbouw in
het algemeen (veevoer, zaaigoed, akkerbouwprodukten e.d.). Ook voor het transport van bouwmate
rialen (hout, zand, grind, cement) en brandstoffen (steenkool!) bleef het kanaal van grote betekenis.
Volgens een uit de Franse tijd daterende wet was het gehele gebied ten noorden van de Schoorlse
zeedijk en de Westfriese zeedijk tot bij Kolhom zogenaamd "onvrij territoir", waar alle lossen en
laden verboden was. En de Amsterdamse kooplui waakten er wel voor dat hier geen verandering in
kwam.
Pas met het aan het bewind komen van de liberale partij in 1848 leken de kansen voor Den Helder
en omgeving te keren. In 1851 werd het "onvrij territoir" eindelijk opgeheven. Het aantal schepen,
dat in Den Helder werd gelost, nam in de jaren tot 1863 toe van ca. 60 tot 240. Daarvan waren er
159 geladen met steenkool. In dat jaar passeerden in totaal 1971 schepen de haven van Den Helder.
Toen de genie-officier W.A. Froger in 1848 het denkbeeld had geopperd om terwille van de defen-
sie(!) de landengte bij Velsen met een kanaal te doorsnijden, was er in Amsterdam terecht belang
stelling voor de doorgraving van "Holland op zijn smalst". Omdat er bovendien steeds meer stoom
schepen in de vaart kwamen en ook de afmetingen van de zeeschepen steeds toenamen, werd het
meer en meer duidelijk, dat het Noordzeekanaal er zou komen.