28 Vogelstemmen Meidagen kunnen prachtig zijn en in 1940 waren ze dat zeker. Het vrijwel windstille weer stond ons toe, met nagenoeg alle ramen in de slaapkamer open de nachten door te brengen, waardoor wij in de vroege morgenuren van de vogelwereld in de hele omtrek de stemmen konden horen. De natuur ter plaatse was toen nog ongerept en van het roepen der weidevogels als kievit, grutto en tureluur konden wij mateloos genieten. Van de zangers, met voorop de leeuwerik, waarvan wij de jongen die ettelijke keren per dag gevoerd werden in huis konden horen, de na de nachtegaal beste zanger, de kneu, die in een klein meidoomtje achter in onze tuin ieder jaar met toewijding zijn kinderen groot bracht en dit jaar zowaar de nachtegaal zelf, die ergens op het vlak bij ons gelegen kerkhof aan de instandhouding van de soort werkte en ons sterkte in onze over tuiging dat het ook voor vogels in en om ons Den Helder goed toeven was. Een merelpaartje dat het kersenboompje elke morgen zorgvuldig controleerde en ons ont hief van het plukken van de sappige vruchten die de struik met volharding elk jaar weer produ ceerde, kondigde ieder jaar weer opnieuw aan dat er geoogst kon worden en dat we weer te laat opstonden. En dan is het weer 10 mei en dit keer 1940! Keerpunt Ik wéét het dan nog niet, maar vanaf die dag is het leven in het fijne, gezellige Den Helder zeker voor heel lang en misschien wel voor goed verpest! 't Gedreun van zware motoren, het in doodsangst schreeuwen om zijn vader van een jongen die de koeien van buurman boer Kikkert bijeen drijft, doen me met vaart uit bed springen, waarna ik bij het achterbovenraam nog juist twee vliegtuigen kan zien, waaruit boven het Mars diep grote voorwerpen naar buiten worden gesmeten, klaarblijkelijk zeemijnen. Telefoon heb ik niet, ik kan dus niemand wat vragen, maar een halve minuut luisteren naar de radio geeft vol doende zekerheid. Oorlog! Een niet-tactische opmerking bij een oefening van de Luchtbescherm ingsdienst wordt beloond met de mededeling van een niet ten standhuize zetelende instantie, dat mijn oorlogsbestemming is de Tuindorpschool. Bij navraag bij collegae ter secretarie kom ik aan de weet, dat ik de enige ben die het zover heeft geschopt. Zeker minder dan tien minuten verstrijken na mijn start zo tegen een uur of vier en na afscheid van mijn vrouw, die de zaak merkwaardig kalm opneemt - ze is veel minder bang dan ik - ben ik op weg richting Tuindorp. Langs de kleine fortgracht is het op de fiets een ritje van niets en als ik op de aangewezen plek arriveer ben ik precies de eerste Nederlander, maar niet de eerste mens, want dat is mister Leavy, de trainer van H.R.C., die me hartelijk als bondgenoot begroet. Op de uitkijk Wat er ter plaatse precies van ons verwacht wordt, is niet meteen duidelijk, maar een paar man van ons gezelschap - we zijn al gauw met een man of dertig - weet van aanpakken en begint op of bij de school uitkijkposten op te richten en krijgt zwaar de indruk, wat later juist blijkt te zijn, dat het bij vliegkamp De Kooy niet pluis is. We kunnen niet allemaal op dak zitten, en als iets later een "roodjak" met een bal komt aandraven, wordt er onder leiding van Mr. Leavy wat gevoetbald. Omdat bekend is, dat ik op het raadhuis werk, wordt verondersteld dat ik meer weet dan de

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 1990 | | pagina 28