24 Voor het filmdoek stond aan de linkerzijde een zwarte piano waarop een lampje met een groene kap. Pas als iedereen zat werd door de pianist die de film muzikaal begeleidde, het lampje aangestoken. Dat betekende nog niet dat de voorstelling begon. Eerst wanneer de bezoekers van hun ongeduld blijk gaven door gezamenlijk op de houten vloer te stampen, kwam de pianist ten tweede male te voorschijn, deze keer om echt in actie te komen. De bolhoed die hij bij het binnentreden op het hoofd droeg, werd netjes op de piano gede poneerd. Wat mij als jongen telkens weer ergerde was het feit dat de heer Boon, de pianist, op zijn instrument vaderlandse liedjes begon te spelen, die door de zaal braaf werden meegezongen. Het was maar "Heb je wel gehoord" en "Waar de blanke top" of je op een zangschool terecht was ge komen. Ik wilde de film zien, geen liedjes meezingen. Pas wanneer de lichten in de zaal doofden en op het doek een rode haan verscheen met het onderschrift "Pathé Frères", begon voor mij de droom die de film daarna gebleven is. Wat een heldendom; wat een betoverde en betoverende wereld! Eddie Polo, de sterke Amerikaan, die gedurende zes weken lang iedere week zijn kracht patserijen ten toon spreidde. Maar hij was niet de enige. Vooral grappenmakers waren zeer in trek. Max Linder, de Fransman, door Boelens op een quasi-Franse wijze van commentaar voor zien. Billie Ritchie, de grote komiek uit de Verenigde Staten, die als twee druppels water leek op Charlie Chaplin. Ik heb er nooit hoogte van kunnen krijgen of Billie en Charlie wellicht een en dezelfde persoon waren. Billie was het populairst, zo populair dat er een liedje op hem werd gemaakt: "Bilderitsie, boterspritsie bij de thee, Als ik dood ga neem ik Bilderitsie mee, Met zijn uitgestreken snoetje, Met zijn dauwtrappers aan zijn voetje Laat ik de verdere idolen uit mijn kindertijd niet vergeten. William S. Hart, die met zijn ondoorgrondelijke indianengezicht de held was van de zogenaamde Westerns. Buster Keaton (Buster katoen), de zwijgzame, nooit lachende underdog. Meestal zat ik bij de kindervoorstelling vóór in de zaal. Ik ben er ook vele malen met barstende hoofdpijn uitgekomen. "Nou heb je er zeker we genoeg van?" zei mijn moeder dan hoopvol. Maar ja, ik wilde toch zo graag de volgende episode niet overslaan. Als ik nu op de televisie in kleuren "Kooi- boois" over het doek zie jagen, zegt mijn vrouw ietwat smalend tegen me: "Zit je weer te kijken naar het veredelde Urkertje?" Maar voor mij bleef het iedere week: Hoe zal Eddie zich nu weer uit zijn muizenissen werken, en daarom vroeg ik elke week weer, zo vleiend mogelijk: "Moe mak na Turkertje?" PIETER JACOBSZ.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 1990 | | pagina 24