4-5 Uit de herinneringen van J.A. Brandsma (1902-1986) Een week voordat de oorlog uitbrak ging ik naar de rijkswerf in Den Helder. Op 29 april 1940 werd ik daar te werk gesteld als scheepsschilderHet begon al goed. In de eerste week had ik al een dag vrij: Hemelvaartsdag, maar anderhalve week later (Pinksteren) was het oorlog. Op de avond van de capitulatie van Nederland werd Den Helder gebombardeerd door de Duitsers. Wij zaten in doodsangst onder de tafel, een kleine meid van 2 jaar en een jongetje van vier weken. Tot overmaat van ramp viel ook het licht uit. Wij woonden vlak bij het centrum. De Hoofdstraat stond te branden en wij stikten zowat van de rook. Uit angst zijn we toen ons huis uitgevlucht. De baby in de kinderwagen en de kleine meid op de arm. Zo kwamen wij bij mijn oude kostvrouw aan waar wij de hele nacht zijn gebleven. De volgende dag zijn we met de eerste bus naar Makkum in Friesland gevlucht. De dag daarna ben ik alleen naar Den Helder teruggegaan. De rijkswerf was voor het personeel gesloten de eerste paar dagen. Mijn oude baas vroeg mij of ik ruiten wou zetten in Hotel Den Burg. Zijn personeel was ook gevlucht. Er was geen ruit meer heel. Na een paar dagen mochten wij weer op de werf komen en de eerste weken moesten wij ruiten zetten. Ik was nu 's avonds alleen in mijn huis en ik moest mij maar zien te redden. Zaterdags ging ik op de fiets naar Friesland en 's maandags keerde ik terug naar Den Helder. Vier jaar lang heb ik dat volgehouden. O, wat heb ik die dijk wel vervloekt, vooral in de winter. De eerste twee winters was het haast niet te doen. Er lag toen zoveel sneeuw en soms begon het ijs in het IJsselmeer ook te kruien en dan schoof het gewoon de Afsluitdijk op over de weg. Ook had je bijna geen licht op je fiets, begonnen je banden te slijten en kon je later geen nieuwe meer krijgen. In het begin kon je nog wel eens meerijden met een vrachtauto, maar de benzine werd schaarser en toen liepen de motoren op hout gas. Wat een ellende! Vaak werd je aangehouden. In Friesland kon je nog wel voldoende eten krijgen, maar dat werd je soms ook afgenomen. Er was meestal controle op de dijk en vaak werd die uitgeoefend door N.S.B.-ers. Ik had een rieten koffer met een leren riem als sluiting. De koffer bestond uit twee even grote helften. In de bovenste helft had ik zeildoek genaaid. Je kon in Makkum ook altijd voldoende gerookte paling kopen: 50 cent per pond. Deze mocht echter niet vervoerd worden over de dijk, daar werd streng op gelet. Ik stopte de paling dan in de bovenste helft van de koffer onder het zeildoek. Zo kon je wel 4 pond meenemen

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 1990 | | pagina 45