4-3
Belevenis in de wijnkelder
Den Helder, 14 mei 1940. Om tien over half zeven had de radio het
gerucht bevestigd. Nederland had gecapituleerd. Hoewel de mensen
om 8 uur binnen moesten zijn stonden ze tegen schemerdonker nog
op het plein voor ons huis, schuin tegenover de ingang van de
marinewerf. Er was zoveel te bepraten. De onrust werd niet weinig
versterkt door het geluid van explosies. Dat was 's middags al
begonnen. Alle installaties die voor de Duitsers van belang
konden zijn werden vernietigd. Op de werf, in de haven, op fort
OostbatterijDe uittocht van vol gebunkerde marineschepen was
ook 's middags al begonnen. Drie schepen die niet mee konden
naar Engeland, werden tot zinken gebracht. Wie lette onder deze
omstandigheden op een knulletje van amper zeven jaar dat normaal
gesproken op deze tijd al in z'n bed had moeten liggen? Nieuws
gierig keek hij omhoog toen, tegen half negen, de komst van
vliegtuigen hoorbaar werd. Zoveel had hij er nog nooit bij elkaar
gezien. En er kwam een regen van zwarte stipjes uit, die steeds
groter werden. Hoe fascinerend.... De schrik van mijn leven werd
niet veroorzaakt door die stippen die onheilspellend dichterbij
kwamen, maar door de harde hand - was het nou die van mijn vader
of van een van mijn grote broers? - die me bij mijn arm pakte en
me ruw wegsleurde. Niet al te zachtzinnig kwam ik in de kelder
van ons huis terecht; de eerste van drie kelders, want we hadden
een grote slijterij, waar heel wat flessen opgeslagen moesten
kunnen worden. Daarmee begon de bangste nacht van mijn leven.
Bommen sloegen in, op luttele afstand van ons huis, want de
marinewerf was een van de doelwitten. We zaten met meer dan
zestig man in de kelder: familieleden en buren. En een paar
matrozen die van de werf waren gevlucht. Het geluid van de bommen
was verschrikkelijk, al leek het de zachte stem van mijn groot
moeder, die onverstoorbaar rozenkrans na rozenkrans zat voor
te bidden, nimmer te kunnen overstemmen. Een buurman die engte
vrees had en - hoe letterlijk! - voor z'n leven nog niet in de
kelder durfde, bracht de ene onheilstijding na de andere. Via een
kelderraam vertelde hij welke huizen allemaal getroffen waren. En
hoe een bom een boom had ontworteld. En hoe een buurtgenoot, die
zijn huis was ontvlucht, hierbij de dood had gevonden. Dezelfde
buurman werd niet moe "de op" aan te pakken en op straat te
legen, want alle angst moest toch ergens een uitweg vinden. Die
angst verergerde tot een zekere paniek toen van boven, waar de
winkel was een bloederige massa naar beneden kwam druppelen.