RSf
107
Ondanks deze uitkoop van een concurent bleek de graanhandel
voor Bernard Janzen geen haalbare kaart. In 1886 verhuisde hij
met zijn gezin naar Kessel in Limburg.
Aanvankelijk zette Joh. Btephanus het timmer— en aannemingsbedrijf
voort in samenwerking met zijn tweede zoon, Hendrik, onder de
firma -firma Gebroeders Janzen". Deze Hendrik, gehuwd met een
steenbakkersdochter uit Pannerden, Maria Terwindtging in 1872
een nieuwe vennootschap aan met de heren August Brandt en Jan
Oortgijsen. Deze partners waren eerder geduchte concurenten van
de Janzens. Oortgijsen was in 1867 naar Helder gekomen waar hij
het verbreden van de Binnenhaven had aangenomen. Kaast de werf
"De Lastdrager" huurde hij een terrein voor de opslag van de be
nodigde materialen. Toen het werk was geklaard en hij nog materi
alen over had, waaronder een partij zand, verkocht hij dit aan
de gezagvoerders van schepen die in ballast terugvoeren naar de
Oostzeehavens, nadat ze hier voornamelijk hout hadden gelost.
Door deze handel kreeg hij connecties met houthandelaren in
Rusland en Bcandinavië en vestigde zich hier met een eigen hout
handel
CA 'tlHQ
Motanhrug
C -
Na enige, jaren breidde het bedrijf zich zodanig uit dat Oortgijsen
een compagnonschap aanging met August Brandt, eveneens een hout
handelaar aan de Binnenhaven die gehuwd was met Kaartje Dijker.
Evenals alle bedrijven die rechtstreeks of zijdelings met de koop
vaardij te maken hadden, floreerde hun onderneming. Anders werd
dit na de opening van het Noordzeekanaal. De handel stagneerde
en liep achteruit, ook de houthandel. Om aan de moeilijkheden het
hoofd te bieden, besloten de drie ondernemers tot een fusie en
stichtten zij gezamenlijk in 1872 de firma "Firma H.J.Janze n Go"