120
"JA, HEER, IK KOM"
door HARRY VAK LOO
Met een glimlach
Al spreekt Den Helder me na al die jaren niet meer zo aan als
vroeger (er is te veel veranderd, ook in negatieve zin) ik
blijf natuurlijk een beetje Jutter en voel me daarom nog steeds
betrokken bij het wel en wee van mijn geboortestad, zeker als
het over vroeger gaat.
Daarom sprak mij als geboren en getogen Ouwe Heldenaar het
prachtige verhaal van Stan Mahieu over zijn herinneringen aan
de Ouwe Helder geweldig aan. Hij trok even de sluier weg en liet
me weer slenteren door stegen,ehofjes en erven met alle namen
die er bijhoren.
Natuurlijk ken ik de Mahieus, een begrip in de Ouwe Helder, al
werden ze daar MAJU genoemd (en zo zou ik ze nog noemen). De
bakkerij van Leo op de hoek Middenstraat/Schoolstraat, de bak
kerij van grootvader op de hoek Langestraat/Hoeksteeg en daar
tegenover de kruidenierszaak, ook aï aan een MAJU toebehorend,
met uitpuilende trossen klompen aan de voorgevel. Met een glim
lach hebben Stan en ik op 19 september 1987 allerlei namen de
revue laten passeren. We hadden het over het winkeltje van
Verhagen in de Middenstraat met op het raam de simpele beke nd-
making: V-/VerhagenMargarineJat al gauw tot het volgende
liedje leidde:
"Ik loop er langs de straat, ik ken er alle mensen,
de zegen van de Heer, wat kan je beter wensen,
W punt Verhagen punt Margarine punt'.'
Moortje
Het hoorde allemaal bij de gesprekken en liedjes van de mensen
die 's avonds bij het licht van een winkelraam of een lantaarn
paal samenschoolden.
En dan het café en de slijterij van Diet Mos, alweer op een
hoek en we1 op die van de Langestraat en de Kromme Elleboog
steeg. Op een late, donkere en stormachtige avond laveerde
vanuit het café een bekend en geacht inwoner, genaamd Moortje,
hoorbaar nagenietend van het geestrijk vocht dat Diet Mos met
royale hand had geschonken. In en met zichzelf pratend zeilde
Moortje door de Kromme Elleboogsteeg, richting Middenstraat.
Mijn vader (wij woonden in de Middenstraat tegenover de andere
uitgang van de steeg) zag hem vanuit een raampje in 't vale
licht van de enige straatlantaarn te voorschijn komen. Hij
schreeuwde de verlaten en schaars verlichte steeg in: "Moortje!!"
Die keek, met stomheid geslagen, verbijsterd naar boven vanwaar
hij de Stem vermoedde, hief de armen ten hemel en riep vertwijfeld
terug: "Ja, Heer, ik kom". Gelukkig kon hij na enige bezinnng zijn
weg op aardse wijze vervolgen, nog gelovend in een wonder.