112
duinen aan land te zullen komen, zolang hun schepen in het Marsdiep
bleven. Een aangenaam vooruitzicht was dit niet voor het dorp, want
een en ander zou hoge kosten met zich meebrengen! Ze vertelden ook
dat ze uit Bremen 3000 schutters verwachtten om ergens op de kust
een grote landgang te doen.- Dezelfde avond kwam Sebastiaen Craen.-
hals, baljuw van Bergen en dijkgraaf van 't Hondsbos, laat uit Alk
maar thuis, waar hij in 's Lands Rekeningenhuis een vergadering had
bijgewoond. Hij hoorde van de inval bij Huisduinen en zond s nachts
nog een bode te paard om te vernemen waar de "rabauwen" mochten zijn.
De bode kwam weldra terug met verontrustende berichten. De Watergeu
zen waren 's avonds laat in Petten gekomen, hadden ook daar de kerk
opengebroken, de beelden stukgeslagen en alles weggesleept wat ze
begeerden.. Het dorp had 80 Carolus gulden als brandschatting moeten
betalen. Sommige bewoners van Petten en Groet waren evenals de pries
ters en de schout van Schoorl naar Bergen gevlucht. Als men ben durf
de weerstaan, dan zouden zij met zoveel volk aan land komen, dat ze
heer en meester werden, dreigden de Watergeuzen. In totaal lagen er
vijftien schepen voor de kust. Dezelfde dag riep de baljuw van Bergen
dadelijk alle weerbare mannen bijeen en beval dat ieder zich met zijn
geweer tegen de invallers zou verdedigen. Slechts enkele schepenen,
achtlieden en boeren kwamen op. Met de schepenen sprak hij af dat zij
weerstand zouden bieden. Geruime tijd werd de brandklok geluid. Som
mige boeren gingen dubbele haakbussen en andere wapens halen uit het
huis van de baljuw. Zij zouden zich met twee tonnetjes kruit en lood
trachten te verweren. Craenhals liet alles bij de kerk brengen en op
stellen. Nadat de klok een uurlang geluid had, was er nog maar heel
weinig volk "van de cloecke gemeynte". De baljuw besloot dan ook wij
selijk de komst van de Watergeuzen niet af te wachten en verdween. Zf)
"vi.jftich boeffven".
Bergen moest 1500 guldens betalen, evenals Schoorl. Daar steekt
de 80 gulden van Petten en de 150 gulden van Huisduinen wel schraal
bij af. De toestand in.' deze zeedorpen was, evenals in Callantsoog,
uitermate treurig. De Allerheiligenvloed van 1570 had rampzalige ge
volgen gehad. Het behoeft dan ook geen verbazing dat een aantal
jongemannen uit deze dorpen zich voor enkele daalders landgeld bij
de Watergeuzen aansloten!
Van der Mey noemt het aantal vijftig. 5)
Op de vraag of deze vijftig alléén uit Petten kwamen antwoordde de
auteur schrijver dezes: "In de door mij gebruikte Brusselse bron
staat letterlijk dat er hij Petten "noch wel vijftich boeffven wer
den aangeworven".