waar heden nog het Louisehof naar is genoemd. Op de nog braak lig gende grond aan de Hoofdgracht, waar zij ten behoeve van de school- bouw een loods plaatsten tot hun verblijf, bouwden zij hun woningen overeenkomstig de van rijks^-wege gestelde voorwaarden. Deze voor waarden hielden een soort welstandsbepalingen in ter zake van de frontbreedte en hoogte van de langs het werfterrein te bouwen wo ningen. Aan de achterzijde verrezen de nodige werkplaatsen en berg ruimten. Aan de bebouwing van de Hoofdgracht, Weststraat en Zuidstraat, toen maals ten noorden-, westen- en zuiden van de berastering, hadden zij een werkzaam aandeel. Zowel voor hun zwager Herman Kater, die een schoenmakerij voor de vervaardiging van zeelaarzen en schoenen dreef, als voor zwager Joh. Antonius Meijer met zijn stoffenhandel annex kleermakerij voor uniformen, bouwden zij een bedrijfspand aan de Hoofdgracht. Zo ook voor bakker Arie Spigt, getrouwd met Anna Walraven uit Medemblik, bouwden zij een woon--winkelhuis met bakke rij. Johannes Stephanus, ook wel Chrisbaas genoemd, was inmiddels in 1833 getrouwd met Dorothea Walraven, dochter van de Medemblik- ker handelaar in wijnen en gedistilleerd, Bernard Walraven. Als in september 1839 de openbare aanbesteding plaats vindt voor de bouw van de Petrus en Pauluskerk aan de Kerkgracht, wordt de bouw van de pastorie onderhands aanbesteed en opgedragen aan de ge broeders Janzen voor de som van 6.780,-. Met de bijkomende werk zaamheden ad 1850.,- bedroegen de kosten ruim f 8.600y-. In ok tober I84O werd het bouwwerk opgeleverd doch de Janzens konden blijkbaar toen al een financieel stootje lijden, want zij accep teerden zonder probleem dat de bouwkosten eerst in 1844 werden vol- daa n Rond deze tijd hadden de gebroeders samen met de heer M. Schouten de bedijking van de Waard- en Groetpolder aangenomen voor de kapi tale som van 663» 500,.-. Dit werk zou hen lang heugen vanwege de ontstane onrust onder de arbeiders,waarvan een kleine 500 man het werk had neergelegd en zich op een eilandje nabij Kolhorn had te ruggetrokken. Een op verzoek van de Alkmaarse officier van justi tie ondernomen actie van soldaten om de weigerachtige arbeiders te verwijderen, mislukte. De te hulp geroepen marine had meer succes. Zaterdag 11 mei 1844 verschenen de kanonneerboten 68 en 78 voor 't eiland en zonder enige actie te ondernemen verlieten de weerspan- nigen het eiland. Na arrestatie van enige voormannen werd het werk hervat. Nauw betrokken bij het wel en wee van de Helderse gemeenschap is het y

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 1989 | | pagina 17