84 als ge dan willens of niet, rechtsomkeert moet maken en de wind pakt u van achteren, roef! daar gaat het de dijk af. Honderd schreden links is een oude batterij en als ge die kunt halen, dan zijt ge geborgen. Gaat onder de aarden borstwering liggen en laat de vijand veilig over u heen blazen, of kruipt bij een van de ka nonnen op en kijkt hem terwijl ge u goed vasthoudt vlak in het ge zicht. Hij perst u de tranen in de ogen, maar dat is niemendal. Hij meent het zo erg niet en als hij eenmaal aan land is, dan doet hij weinig kwaad meer, behalve 'zondags, wanneer er heren naar de kerk gaan met hoge hoeden op. Daar heeft de wind een he kel aan en als hij ze krijgen kan, die hoge hoeden, dan neemt hij ze, wip, mee en laat ze voor zich uit springen en rollen tot dat ze van wanhoop in het kanaal tuimelen. In zee, op de kust, is hij minder onschuldig. Ach hemel, vooral wanneer het stormt uit het noordwesten, dan gaat er wat om op de buitengronden! Daar is menige rijke lading gebleven en menig arm zeeman, en al zijn kin deren zijn nog klein, het is geen nieuws meer voor hen om te kij ken naar stukken wrakhout die aanspoelen en hoe er iets op een .kar vervoerd wordt naar het drenkelingenhuisje. Anders, er zijn mooier begrafenissen te zien, maar dan moet men in de voorkamer zijn of beter nog, op de stoep vóór het huis. "Zant wanneer de stoet voorbijgaat, worden al de vensterluiken in de buurt eer biedig gesloten. Daarom op de stoep, en liefst op de leuning van het hek, terwijl de treurmuziek in de verte nadert. En achter de lijkkoets komen verscheidene rijtuigen met officie ren, tenminste als het een hoge van de marine is die begraven wordt. In de haven ligt meer dan één oorlogsschip en in het dok liggen er ook, maar onder kappen, zodat ze wel wat lijken op de Arke Noachs. 'Vanneer de wind lang tegen is geweest, zodat er haast geen plekje overschiet in de haven van al de vissers en colliers en Horen die hout varen, en al die schepen gaan tegelijk uit, dan is het niet om te zeggen wat een levendig gezicht of de zee oplevert. Maar als ge het aan de kinderen vraagt, dan hebben ze nog wel zo graag dat er oorlogsschepen komen uit de Oost, of dat ze weggaan, en al le mensen stromen naar de dijk en er zijn mannen met verrekijkers, en de vrouwen en meisjes staan te huilen, maar het oorlogsschip groet met het kanon: "Boem!" Dat is dan zoveel als "Aju" als ze weggaan.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Levend Verleden - Den Helder | 1989 | | pagina 10