64
breukelingen bij de steiger van het loodswezen in de haven van Den Helder aan wal
bracht. De "Hercules" keerde daarop terug naar de strandingsplaats, waar inmid
dels ook de sleepboot "Atlas" was gearriveerd.
De kapitein van de "Serbia" was met drie man aan boord van zijn schip geble
ven, maar de toestand verslechterde snel. Het schip begon veel water te maken.
In het voorste ruim stond het 19 voet hoog. De nog op het wrak aanwezige beman
ningsleden seinden naar de "Hercules" dat zij het schip wilden verlaten.
Met de vlet van Zur Muhlen werden zij van het schip, dat al gedeeltelijk onder
water zat, afgehaald en naar de "Hercules" gebracht, die tot vlakbij de strander
v/as gestoomd. Een bewonderenswaardig staaltje van zeemanschap van C. Bot sr. en
kapitein J. Roosendaal van de sleepboot.
De reddingboot van Dorus Rijkers, die door de "IJmuiden" naar de strandings
plaats v/as gesleept, keerde ten tweede male onverrichterzake naar Den Helder
terug.
Nog diezelfde dag sloot de vertegenwoordiger van rederij Zur Muhlen een ber
gingscontract met de kapitein van de "Serbia" om schip en lading te bergen. Maar
toen de bergers na het luwen van de storm aan boord van de "Serbia" kwamen, was
er van het stoomschip nog slechts een v/rak over. Berging ervan was uitgesloten.
Met man en macht werd toen begonnen met het bergen van de lading, waarvoor de
hulp van Helderse vletterlieden en Texelse blazers werd ingeroepen. Doordat het
schip steeds verder wegzonk moesten duikers, v/aaronder Jan Bijl, de ruimen lossen
die bij vloed onder water stonden.
Uit het verslag van de heer Zur Muhlen:
"Nagenoeg de hele lading kon met behulp der vletterlieden worden opgedoken en te
Nieuwediep worden aangebracht en vervolgens naar Hamburg worden verscheeptal
waar dezelve geveild werd. De werkzaamheden namen nagenoeg 5 maanden in beslag
en gingen deze, door den uiteenloopende aard der goederen met veel moeijelijkheden
gepaard. Wij slaagden er nagenoeg in de geheele lading te bergen, voor zoover deze
niet reeds uit het wrak geslagen was".
Blijkbaar verdwenen er, direct na de stranding, nogal wat goederen uit de
"Serbia", want reeds op 15 januari 1906 stond er in ,,'t Vliegend Blaadje" de
volgende bekendmaking
"De Burgemeester van Den Helder brengt ter kennis, dat de Sleepbootrederij voor
het slepen van schepen, onder directie van de Heren A.D. en C.E. Zur Muhlen,
door de rechthebbende uitsluitend gemachtigd is tot berging der lading van het
in de Zuidergronden gestrande stoomschip "Serbia" en waarschuwt ieder, geen goe
deren van gemeld schip te halen of te bergen, zonder voorzien te zijn van en door
genoemde Heren Zur Muhlen afgegeven machtiging".
w.g. Jan Steijn.
Over het bergloon schrijft de heer Zur Muhlen onder anderen:
"Waren de werkzaamheden van omvangrijken aard, niet minder moeite vorderde de
afwikkeling, die ons veel zorgen baarde. Na uitgebreide correspondentie werd in
november 1906 door ons in het geheel ontvangen een bedrag van honderd acht en
twintigduizend negenhonderd een en vijftig gulden en vijftien cent.
De vletterlieden ontvingen hiervan 52.169,23
Diverse kosten 5.955,66
Deel reederij "Neptunus" 3.000,
Totaal 61.124,89
Saldo voor de Reederij 67.826,26.
Over het geheel droeg de wijze van afwikkeling met de Duitse reederij
geen coulant karakter".
Aldus het verslag van de heer Zur Muhlen.
De plaatselijke commissie van de Noord- en Zuid-Hollandsche Redding Maat
schappij stelde in haar rapport voor om schipper Theodorus Rijkers met 22,50
te belonen en de rest van de bemanning van de reddingboot met 15,
De laatste zin van het rapport luidt: "Of er nog termen zijn om de mannen van
de twee vletten enige belooning te geven, laten wij aan de beslissing van het
Hoofdbestuur over".