De handel-in-vuur vereist speciale vakkennis, anders wordt het
een schip van bijleggen. M-i et Krul verkoopt haar kooltjes-vuur
per stuk en de. grootste vraag naar dat artikel bestaat tegen de tijd
dat de mannen naar huis komen voor hun warme hap en het kookfornuis
dus moet worden aangemaakt. De water- en vuurvrouw weet zo langza
merhand wel uit ervaring hoeveel stuks kooltjes-vuur ze in het
spitsuur kan verkopen en dan maakt ze een voorraadje van dat artikel,
Met haar vuurtang legt ze het zwarte goud op de gloeiende turfmassa
in het fornuis. Na een kwartiertje of daaromtrent zijn de kooltjes
aangegloeid en klaar vodr de verkoop. De huisvrouwen - of hun
kinderen - komen met een vuurtestje om het kostbare kooltje-vuur
naar huis te transporteren.
Wie buiten de gewone tijd een kooltje-vuur nodig heeft moet er
maar even op wachten. Dat is lang niet ongezellig, want Tante Miet
is een verwoed verzamelaarster van allerlei nieuwtjes en al is ze
geen roddelaarster, bij de verkoop van water en vuur is ze vrijge
vig met nieuwsberichten.
Maar de water- en vuurnering van Miet Krul is niet alleen een
nieuwscentrum, het heeft ook - vooral als het koud is - een belang
rijke sociale functie omdat het er altijd warm is. Wanneer het
vriest komen vrouwen, kinderen en zelfs ook mannen er naar toe om
zich eens lekker te warmen. De winkel wil dan wel eens te klein
zijn, maar dan houdt Tante Miet de wind eronder. Anderen willen
ook wel eens bij het fornuis... en de deur dicht alsjeblieft.
Ja, Tante Miet is een béste klant van waterboer Breet. Ook van
daag koopt ze -zoals bijna altijd- tien emmers water. Ze kiijgt,
bij wijze van korting, de elfde emmer gratis. Waterboer Breet kah
niet anders. Volgens de gemeentelijke verordeningen móet hij ander
halve cent voor een emmer water vragen en als hij Miet Krul minder
zou berekenen.je kunt nier weten, de verrader slaapt nooit en
er zijn altijd klanten in de winkel. Gelukkig nooit lang genoeg
of bijdehand genoeg om de emmers water te teilen,
Breet, die inmiddels ook grondig is doorgewarmd bij het fornuis,
rekent af en besluit dat hij met zijn koudwater-bedoening maar eens
een straat-je verder moet. Even wat tonggeklak en het sullige paard
trekt de waterkar weer verder; naar de Dijkstraat, waar de beter
gesitueerden, de hogere ambtenaren en de officieren van het garni
zoen wonen.
Bij het eerste 'vaste* adres daar pakt waterboer Breet zijn juk
met twee emmers van de kar en vul-t ze met zijn maatemmer, loopt
'achterom' naar het deftige huis en doet zijn klompen uit voor hij
de keuken binnengaat om het watervat te vullen en er vervolgens
het deksel weer zorgvuldig op te leggen. Deze klant moet hij goed
bedienen en in ere houden, want hij kan er iedere week wel twintig
emmers water brengen. Een rijke familie dat ze per week voor dertig
centen water kunnen kopen
Vort gaat de kar weer.
Die avond becijfert karrergan/waterboer Jan Breet zijn winst.
Driemaal heeft hij aan dè waterputten in Huisduinen een lading
duinwater gehaald. Voor ieder okshoofd van 250 liter heeft hij twee
stuivers betaald, dus de directe kosten zijn vandaag negentig cent.
En de inkomsten 185 Emmers water van twaalf kan h. anderhalve cent
maakt f 2.77-g-, Winst dus één gulden zeven en tachtig en een halve
cent voor een dag hard werken. Dat zou een behoorlijk weekloon zijn
als er geen verdere kosten waren: de kar en het watervat vergen
onderhoud en ook het paard moet eten.
Ik kan meer verdienen - zo overpeinst Breet - als het me lukt
de waterputten te pachten. De wijk aan de haven breidt zich steeds
verder uit en de vijf waterboeren die nu het duinwater uitventen
kunnen het werk nauwelijks meer aan. Drie jaar geleden heeft de
tegenwoordige pachter, Marinus Oetelmans die in de Smidsbuurt woont,