- 39 -
IN HET TEKEN VAN DE WATERMAN.
Een driewielige kar met een sullig paard er voor rijdt kalm
pjes van Huisduinen naar Den ^elder. De voerman moet wel voor
zichtig rijden, want bij iedere oneffenheid in de weg petst een
golfje helder water uit de ton waarmee de kar is beladen. De
voerman leidt zijn paard en wagen door het Fort Erfprins en rijdt
de eerste straten van Den Helder door tot hij in de Smidstraat
komt. Daar houdt hij het paard stil en klimt van de kar.
Meteen schalt zijn roep tussen de lage huisjes waar de nette
burgerij van Den Helder woont: 'duinwater haal... duinwater haal..'
In een oogwenk is het een drukte van belang in het smalle straatje
waar de burgerij knus bijeenwooat. Overal worden deuren opengedaan
en komen de huisvrouwen naar buiten, omslagdoek om de schouders,
de meesten met één, sommigen met twee zorgvuldig schoongemaakte
emmers
De waterboer laat zijn maatemmer,'inhoudende 12 Nederlandsche
kannen'in het met duinwater gevulde okshoofd zakken en geeft
voor anderhalve cent zijn klant de begeerde emmer water. Dat gaat
zo door tot dat alle vrouwen met hun emmers weer in huis zijn ver
dwenen, De Smidstraat is bij lange na de slechtste straat niet vcor
een waterboer, overdenkt karreman Jan Breet, die zelf in de Lange-
straat woont.
In de straten benoorden de Langstraat wonen allemaal mensen
die een vast inkomen hebben, die bij de gemeente, op de rijkswerf,
bij de notarissen of in de een of andere overheidsfunctie werken.
De gezinnen die daar wonen kunnen makkelijk anderhalve cent per dag
uitgeverc voor een emmer duinwater. Dat is in de straten aan de 'ver
keerde kant' van de Langestraat wel anders. Daar woont het vrijge
vochten volk van vletteriieden, vissers en losse arbeiders, waar de
vrouwen vaak genoeg goen anderhalve cent in de knip hebben om een
emmer water te kopen. Waarom zouden ze ook Is regenwater zoveel
slechter?
Voordat waterboer Broet de Smidstraat uitrijdt houdt hjj uitvoerig1
stil bij zijn dagelijkse en grootste klant, vrouw Krul, in de hande
ling Tante Miet genaamd. Zij drijft een water- en vuurnering waar
de klanten uit wijde omtrek van 's ochtends héél vroeg tot 's avonds
héél laat terecht kunnen voor een keteltje heet water of voor een
kooltje vuur-mitsgaders-aanmaakhoutjes om de met turf gestookte
fornuizen aan te maken,
In die broeierig hete water- en vuurwinkel, waar als gevolg van
de strenge voorschriften van de brandmeesters een blind paard geen
schade kan aanrichten, wordt de meeste plaats ingenomen dooi Tante
Miets voornaamste bedrijfsapparatuur: een immens fornuis, waarop
altijd een pot met zo'n liter of tien water staat te koken. Ernaast
nog zo'n pot waarin water wordt voorgewarmd, die dient om de voor
raad kokend water van tijd tot tijd bij te vullen. Miet Krul heeft
in haar lange loopbaan van water- en vuurvrouw allang geleerd dat
het geen zin heeft teveel water tegelijk aan de kook te houden. Dat
kost extra brandstof en bovendien kun je stoom niet verkopen.
Eén hoek van de winkel wordt ingenomen door een gemetselde stenen
bak, die zorgvuldig is afgesloten met oen ijzeren deksel, ook alweer
volgens de voorschriften van de gestrenge brandmeesters. Daarin be
waart Tante Miet haar handelsvoorraad steenkolen, die haar wordt
geleverd door haar mede-weduwvrouw D,Berghuijs-de Vries; Maar deze
dame -handelaarster in wijn en steenkolen- staat aanzienlijk hoger
op de Helderse maatschappelijke ladder. Zij is indertijd als doch
ter van een -hoge- marineofficier gehuwd met de rijke steenkolen
handelaar Berghuijs en hoort tot het kleine en selecte kringetje
van welgestelden. Tot de notabelen dus.