Vertrouwd met alle voorzorg en hulp die in onze tijd aan aanstaande
moeders tijdens hun zwangerschap en vooral tijdens en na de beval
ling wordt geboden, kunnen we ons de vroegere omstandigheden waar
onder kinderen ter wereld kwamen, bijna niet meer voorstellen.
Toch is het nog niet zo lang geleden dat de baker die Hildebrand in
zijn Camera Obscura vereerde voor "hare onschatbare diensten" voor
moeder en kind, bij onze ouders en grootouders de kraamkamer bewaak
te en moeder en kind verzorgde en verwende. Dikwijls waren het onge
huwde vrouwen of weduwen die zich op deze wijze verdienstelijk maak
ten. Maast de huisarts of verloskundige begeleidde zij moeder en t
kind zo goed en dikwijls zo lang mogelijk]
In de 17e en 18e eeuw was dit nog weer anders. In burgerlijke gezin
nen speelde de al of niet blijde gebeurtenis zich af in de baarstoel.
Bij gewone lieden lag de kraamvrouw met het bovenlijf op de schoot
van een andere vrouw, de schootster. Terwijl zij de aanstaande moeder
in bedwang hield, verrichtte de vroedvrouw haar werk. Veel vroedvrou
wen hadden geen al te beste naam. Daar zij vaak analfabeet waren, kon
den zij geen kennis nemen van de handleidingen die er op dit gebied
toch wel bestonden. Zij deden hun kennis en ervaring op in de praktijk.
De chirurgijns keken in het algemeen niet hoog tegen hen op. n Haags
chirurgijn, Cornelis van Solingen(16^1—1 687) noemde hen "hardhandig,
neuswijs, quaetsprekend, wrevelig en gulzig".
Manvolk werd bij de bevalling geweerd en zelfs aan geneeskundigen was
het vaak verboden er bij aanwezig te zijn. Het lijkt ons vreemd, maar
ook hier ter plaatse resolveerden de schout en schepenen op 23 juni
1699 "dat ingesetenen op den dorpe van den helder voortaan sullen heb
ben te gebruycken(in barents noodt sijnde) de vroetmoer, bij haer al-
daer aengenomen, sonder een ander vroetmoer te mogen haelen, en iemant
anders haelende, sal sodanige vrouw aen vroetmoer moeten hetaelen de
somme van vijf en twintigh stuyvers, in te vorderen door de bode ofte
andersints dat de gerechte daer voor sullen instaen". .Anderzijds stond
in haar admissiebrief dat zij alle vrouwspersonen moest helpen en de
jong geborenen moest verzorgen "totdat de navel aff was". Zonder on
derscheid van rang of stand was zij verplicht die kraamvrouw t eerst
te helpen die haar hulp het meeste nodig had.
Uit het register der ghedoopte kinderen op Huysduynen van 1662 blijkt
dat Trijn Jans in 1665 "vroemoer" aldaar was terwijl zij tien jaar la
ter, op 2k maart 1675 was opgevolgd door Ettie Dircks. In 1693 was de
funktie van vroedvrouw aan Den Helder vakant.
Annetje Claas, vroedvrouw te Aartswoud, solliciteerde naar het ambt en
na oproep door de dorpsdiender presenteerde zij zich op 9 april van dat
jaar aan de regenten. De kennismaking was blijkbaar naar genoegen. An-
netje Claas werd aangenomen "en gestelt tot vroedvrouwe op den Helder
omme het Ampt van vroedmoerschap onder medewerkenden zegen van den
scherper der natuur na vermogen behoorlijk en vlijtig te bedienen".
Haar jaarwedde zou een honderd Caroli guldens bedragen. De nieuwe vroed
vrouw aanvaardde haar betrekking onder belofte "om deselve gedienstig
en vlijtig te presteeren". Als na enige jaren een nieuwe vroedvrouw
wordt aangesteld op Huisduinen tegen een hoger traktement verzoekt
haar Kelderse collega aan de regenten om ook haar salaris te verhogen.
Gezien het toenemend aantal bevallingen in het groeiende Den Helder
zien zij het redelijke van haar verzoek in en besluit® zij op 5 maart
1669 "Annetje Claas hetselve traktement toe te voegen t welk Anna
Teunis, na haar tot vroedvrouw op Huysduynen aangenomen, is genieten
de".
Of de taak te zwaar was of misschien de leeftijd te ver gevorderd, in
ieder geval deed zich in 1702 opnieuw een vakature voor aan Den Helder.
Annetje Aarjens, vroedvrouw op Oost-Vlieland, solliciteerde naar de
baan en werd op 18 april door de regenten uitgenodigd voor een bezoek
op het raadhuis van Huisduinen.
- Op -
- 22 -
VBO IDKCE3EN Cr Dl LANDEN VAN HUYSDUYNEN.