- k -
De plaatsnaam DEN HELDER.
Er zijn verschillende verklaringen te geven voor de naam
Den Helder, waarvan hieronder de volgende worden vermeld:
In de vorige eeuw gold de opvatting, dat de Hei-namen
overblijfselen zouden zijn uit de oud-germaansevóór-christelijke
periode; sommige diepe kolken zouden zijn beschouwd als ingangen
tot het donkere vochtige verblijf van de doden. Zie bijvoorbeeld
Johan Winkler, Studiën in Nederlandsche Namenkunde en Friese
Naamlijst (1898).
Den Helder zou letterlijk 1 deur naar de hel' hebben be
tekend.
Mansion (1935) houdt vast aan een afleiding uit helde
helling of aan 'hel' in de betekenis van helder, lichtkleurig.
In 19^8 twijfelt Carnoy tussen 'helde' helling en 'hille'
heuvel
M.Schönfeld (Veldnamen in Nederland, 19^-9) plaatst het
woord hel/hol in de betekenis van laagliggend, moerasland, poel,
In fioordhoHandse plaatsnamen' (l95l) ziet G.Harsten de
plaatsncara Den Helder als een vervorming van het middel-neder-
landse helle of helde, met de betekenis van laag land, moeras-
land, De r wordt beschouwd als een spontaan er aan toegevoegde
klank,
J.A.Huisman signaleert in zijn 'De Hei-namen in Nederland'
(l953)» dat dergelijke naamgevingen voor het allergrootste deel
zijn gegeven aan objecten, die aan de noordzijde van het meest
nabijgelegen bewoonde centrum liggen. Hieruit leidt hij af, dat
'hel' noord. Daaraan zou de Germaanse voorstelling ten grond
slag liggen; immers de Germanen localiseerden het dodenrijk in
het Noorden.
Daarnaast wijst hij op het voorkomen van 'helder' langs de
Duitse Noordzeekust in de betekenis van kwelder.
H.Schoorl vermeldt in zijn 'Zes honderd jaar water en land'
(1973)» dat destijds tussen de staartduintjes van het Marsdiep
en de zuidelijker gelegen hogere gronden, een laaggelegen klei-
poldertje lag, dat een restant was van een voormalig noordelijk
wad van Huisduinen. Zulk een wad of kwelder heet in Oostfriese
waddengebieden nog hier en daar een 'heller'.
De kleine bewoningskern, die bij deze heller of helder ont
stond heette aanvankelijk di© Helder buyrt. Later, zuidelijker
tegen de dijk van 1584- verplaatst, sprak men van dit buurtje
als De of Den Helder.
In 'Den nelder gespiegeld aan het verleden' (1977) merkt
G.H. van Heusden op, dat in oud-hollandse documenten 'hil' of
'hille' voorkomt in de betekenis van vlieberg, duin, eiland of
boven het water uitstekende gronden. De i-klank van hil (in het
zuiden overheersend) gaat naar het noorden toe over in de e-klank
van hel. In het woordvormingsproces werd aan een groot aantal
woorden de r toegevoegd. Dit 'Helr' werd vervolgens uitgesproken
als Helre of Hellere. Indien de r onmiddellijk op een 1, r of n
volgde, ontwikkelde er zich allengs een overgangsklank d.
Daardoor werd 'polre' tot polder en 'Gelre' tot Gelder, Dit toe
passend op Helr, Helre of Hellere komt uiteindelijk Helder te
voorschijn.
ws
(Het vorenstaande uit de aangehaalde schrifturen),