Liil
n.v. Alkmaarsche Lederfabriek
zitting behandeld. Op deze zitting
werd door diverse bewoners van de
Munnikenweg en de Frieseweg en
eigenaren van aangrenzende percelen
bezwaar aangetekend. Er werden
bezwaren ingebracht tegen de kwalijk
riekende dampen van het drogen, de
stank van schoonschraap-afval en de
Telefoonnummer 902 x
A. B. C. Code 5e Editie
lozing van bloederig spoelwater op
het polderslootje aldaar. Op grond van
deze bezwaren werd de hinderwet
vergunning de heer Freitag onthouden
waardoor deze op zoek moest naar
een andere plek. Burgemeester en
wethouders van Oudorp wilden echter
wel graag deze industriële activiteit
binnen hun dorpsgrenzen hebben
en wezen hem op de naderende
stillegging van de kaasfabriek en hun
houding om hem ter wille te zijn
bij het verkrijgen van de benodigde
vergunningen voor die lokatie. Aldus
ging directeur Gustav Aloysius Freitag
in 1920 over tot aanschaf van het
perceel en de gebouwen van de net
verlaten voormalige kaasfabriek om
daar een leerfabriek in te vestigen.
De fabriek aan de Breelaan
Directeur Freitag ging voortvarend
van start met de inrichting van de
nieuwe leerfabriek. Tevoren had hij
bij kapitaalkrachtige Alkmaarders
voldoende kapitaal opgehaald om
de investering te realiseren en met
dezen als aandeelhouders was de
bedrijfsvorm uiteraard een naamloze
vennootschap. Als eerste werd de
bestaande bebouwing uitgebreid
met een complex van kantoren en
werkplaatsen en met een woonhuis
aan de kant van de Breelaan.
De zuivelmachines waren snel
verwijderd en vlot werden vervolgens
een kerverij, vleescherij (ontvlezerij),
looierij en ververij ingericht naast
algemene ruimtes als werkplaatsen,
magazijn, laboratorium, stookruimte
en kantoren. Hiermee ging de
productie van nappa, glacé en
chairleder (stoelenleer) van start. Ook
prepareerde men er schapenvachten.
De economie herpakte zich in die
jaren na de Eerste Wereldoorlog en de
afzetmogelijkheden voor de Oudorpse
fabriek dienden zich snel aan. Niet
alleen voor de Nederlandse markt
liep de productie goed, maar ook de
export naar het zich van de oorlog
herstellende Duitsland kwam op gang.
In 1923 ging de productie verder
omhoog en kwam er een totaal nieuw
ketelhuis naast de fabriek, pal achter
het reeds bestaande PEN-huisje aan de
Herenweg.
De fabriek was een mooie werkgever
voor de Oudorpse gemeenschap,
maar zonder problemen verliep de
relatie tussen de werkenden en de
deels Duitse leidinggevenden ook
weer niet. Oudorper Johan Tamis
bijvoorbeeld pikte zijn ontslag niet en
timmerde er op los bij zijn Duitse chef
Johann Kampff, hetgeen hem op een
veroordeling kwam te staan. Andersom
gebeurden er ook vreemde dingen: zo
werd chef Carl Rös veroordeeld voor
het slaan van zijn ondergeschikte, ene
Smit. Geschillen tussen Oudorpers
Fabriek van Nappa-, Glacé-,
Chairleder en Schapenvachten
Blauwdruk van de uitbreiding.
Bank-Conto: Amsterdamsche Bank, Amsterdam.
y Het restant van de Breelaan en de leerfabriek vlak voor de sloop begin jaren ‘70.
14 KRONIEK VAN OUDORP 2018
A De leerfabriek op de kruising van de Herenweg en de Breelaan.
Briefhoofd y