Al
1567, waarbij werd opgetekend dat het
klooster in uiterst arme staat verkeerde
en zelfs niets kon bijdragen aan de
provinciaal overste.
Pater Quaedtsaedt wil niet
vertrekken
In het Regionaal Archief Alkmaar
bevinden zich een paar stukken die
uitsluitsel kunnen geven over de
roerige laatste jaren van het klooster.
De Kroniek Bontius de Waal is één van
die geschriften:
1563 Nu is het carmelitenclooster
buyten Alckmaer afgebrooken bij
Dirck van Teijlingen en 't selfde
verkogt door oudtheydt aen den
prior van de carmeliten tot Haerlem,
nogtans buyten consent van den
pater van 't selfde convent, die
genaemt wierdt broeder Quaedtsaedt,
en in 't afbreecken van 't selven
convent heeft den prior van Haerlem
allen de meubilen met allen de
glaesen, staende in de raedtcaemer,
die seer schoon waeren, met hem nae
Haerlem gevoert.
Het wordt duidelijk: in 1563 was het
klooster door "oudtheydt" zo vervallen
dat het moest worden afgebroken. Al
in 1562 waren de kazuifels, beelden
en dienstkleden geschonken aan
de kerken in Obdam en Hensbroek.
De meubelen en de glaesen,
(waarschijnlijk glas-in- lood ramen) zijn
overgebracht naar het moederklooster
in Haarlem. Maar dit besluit werd
kennelijk genomen zonder medeweten
van medebroeder prior Quaedtsaedt
die in het buitenland vertoefde,
waarschijnlijk in verband met een
kapittelvergadering van de orde. De
prior, die sinds 1556 belast was met
de leiding over het Oudorpse klooster,
bleek het niet eens te zijn met de
opheffing van zijn convent. We lezen
verder in de Kroniek Bontius de Waal.
Daernae heeft een conventuael
van de carmelietenorden (die daer
geprofessiet was) en uytlandig
geweest hadde in een ander convent,
hem gesteldt opposant tegens Dirck
van Teijlingen (cum sociis) en heeft
geopposeert en is regt ontfangen en
heeft sijn habitatie genoomen in
de vervallen kerck, die een weynig
is gerepareert geworden, dat hij
bequaemelijck mogt woonen, dog
in de revolte van de landen van
Hollandt omtrent 't jaer 1572, is het
altemael gedestrueert en de broeder
is gaen lopen.
De hierboven genoemde Dirck van
Teijlingen was de rentmeester die
door het klooster van Haarlem werd
belast met de sloop van de Oudorpse
gebouwen. Hij was kennelijk
voortvarend te werk gegaan, want
alleen de kerk stond er nog in 1563.
Broeder Quaedtsaedt wist echter
niet van wijken, hij liet het godshuis
'een weynig' repareren en nam er
zijn intrek. Als prior heeft hij tot
1564 geprobeerd zijn vervallen
kloostergemeenschap nieuw leven in
te blazen, waarna hij werd opgevolgd
door Johannes van Hasselt, die het tot
1570 volhield.
Het definitieve einde
In het indrukwekkende
overzichtswerk Monasticum
Carmelitanum Neerlandicum wordt
1572 genoemd als het jaar dat het
klooster in Oudorp werd opgeheven.
De laatste visitatie door de Provinciaal
Overste vond plaats op 7 juli 1571
De vijfentwintigste en laatste prior
van het klooster in Oudorp was pater
Petrus Winckelius, die omstreeks
1750 door pater Norbertus Hermans
in diens historische studie 'Batavia
desolata Carmelitana' als volgt werd
omschreven:
"Pater Petrus Winckelius, zoon van
het klooster van
Mechelen, professor in de gewijde
theologie, in het verleden
termijnbroeder en de derde pastoor
van de heilige Pancratius,
die het klooster van Oudorp in de
uiterste armoede met weinige
broeders temidden van voortdurende
overvallen van ketters
leiding gaf als laatste van de priors
tot het jaar 1572. Toen
Alkmaar was ingenomen door de
aanvoerder van de geuzen
Foxus een vechtersbaas uit
Friesland en de religieuzen
die in de stad waren aangetroffen,
waren weggejaagd of
gevangengenomen, is ook de
voornoemde prior in dezelfde
tijd uit zijn klooster van Oudorp
samen met zijn weinige
religieuzen weggejaagd."
$?Kl»e»< PfesfipuKn. u
b»f» cs~sa5®ff '""'vP'T I
kIhkH'v fnl-yuavliW fiv vhl cww i.ii'vv.» txiMn va» yx»<UK«iu' uwntxfnfc?,
vswiVn c«*mxfi|6>
•a fimfwW
VM ,T..«Wft Vpi'jl (crtl VivW »'vvxjpi W"t6iVx»-vxMi<«M 1 faxUfxl,
'K«<*<6n <iw\i (xxi(n(M6 ..««rowtcmnf» [lm ff f«n»*jj«fijfn x r uio.'tttx Tb KwItOTwWiffwlpteWf
»<x vff* Cpt>«t xw.Vr- K*x»nfivKn l" />iiwfr»«9lfx7s«7f t»>f«««6: iirmifnep\V fxoiiftwltjfUjW
fxsfVfx *n'vl vvrvU fxofb'x vonW* <x n^-.cMO Ux 15I»<pw<7^V
cv, ff.vu--r»HfnKWpwcf;T*»u»vf »*n (»-<•»,o>«n» 8
u>èt< ...ncn cru».'.. «c 6tf>« »e« tdavn wffó. y<.".n»d 7?,
o6TQ)l/mi'h'W 16. «u'I«(f6ji)6,.óa>66?i)6t$emmf b>'56> WnU x>w»\»*n cwxniftytfo
e»-
Bf VrVOTSfiWtitfpw l6p'>nt\0> Kt vtccxV «té 8\<( )>«>x v<,ty
K«lfx foal nu'
|Who*+ k W»V,*r.
am'.n fV .sn, Wxbx,.. >K...xfij..»».*
'f «,c cv.i/ivllf k.V.U.e,ïï\ou,ei.o.« WW, >-
f xN
n1
cc'yccxtcliviif Jtöifn
f ,6 Tolliltsxk'll. >1
ffo yxfffiitk Cx«5
ivmioéw pvxn.mf- »6t
k< ii.fiU''» vxV«V.n l\«.x.u|
exi yCtiiWl(\cutl(cl6i' vehjfufi
l:«»m6ibvi!' <"«V
hv.pre /'tfv hÊMV^/\t
:^,w
'15 iiuiv'/lVxv'f cvv,«n
v 'm?,,1 iVTSiif C-vmifiduO. au»*n»> ¥V«brd».» wM''isSB
r ydn'xwm. /V71W ewmbdm-J
eCcfiVutl'v lilie'i.I X«W*"
brnii.' vn'.vy \V, vfc I
intimi) (b»5.'VxVKc6u>w "TjPo
lyxnxc 'X1)iot>vmee K'i;finj|fn duffC,
.iivttbm joU'iimvlwli' x>6vï<iOi mpln
iwcilA jVytóojecxjli /««l J.Uxiitiu' ptj
I.W V,iVfi6.Hviw',t yb' 6ui;p f'»«tv<n
^VM/iu<M.MC<jVx,Vf,VU
jxsx\sAx..,nlO\xu, |\Cxxyv|
bfixdwin (xe
v >ivt-nvj3xi/\\j f
Q JV
ui'..I 5
Ccf.»,
Tptvpaif"» 0,1^), pi
cv».|in»vSC5ïr. «Wx juvf» 3'
,c/iux,xofc'[p„H>VnuM.i;/»
Atfc6f»p*>y "Scfp'
cjnp.fp
6,u'r 1
12. Oorkonde van 10 december 1555 waarin de
Alkmaarse schepenen Jan Taemszn. en Willem van
Rietwijck verklaren dat Dierick van Teijlingen in opdracht
van Everhardus Billicus, provinciaal van de Karmelieten,
een stuk land ter groote van 7.5 gars heeft verkocht aan
Jan Gerrytsz. te Haarlem (Regionaal Archief Alkmaar)
"T 7 'n-vK>
t- xnsd'
14. 'Ruïne van het Carmelitenklooster te Oudorp 1574'. C.W^ Bruinvis. Het is
waarschijnlijk gemaakt op basis van het detail op het schilderij 'Het beleg van Alkmaar' uit
ca. 1603 dat in het Stedelijk Museum Alkmaar hangt.
(collectie Regionaal Archief Alkmaar) inv. PR 1001341
KRONIEK VAN OUDORP 2017D7 Historisch