geleerde gecommuniceert.' Of het
de vermeende slachtoffers van deze
hekserij daadwerkelijk heeft geholpen,
is onduidelijk-
De watersnoodramp van
1552
Op 13 januari 1552 was er storm in
Nederland. Grote delen van het huidige
Noord-Holland liepen schade op door
de zogeheten Sint Pontiaansvloed.
Bij Den Helder werd een stuk dijk
door de stormvloed weggeslagen, de
zeewering bij Petten brak weer eens
door, de Beemster (toen nog een
binnenmeer dat in open verbinding
stond met de Zuiderzee) overstroomde
en op verschillende plekken in de
kop van Noord-Holland werden grote
stukken veen losgeslagen. Ook de
Oudorperpolder kwam onder water te
staan, met desastreuze gevolgen voor
het Karmelietenklooster. De Vlaamse
chroniqueur pater Norbertus Hermans
(1710-1757), schreef omstreeks
1750 een tamelijk omvangrijke
studie getiteld 'Batavia desolata
Carmelitana' ofwel 'De Orde van de
Karmelieten weg uit Nederland',
over de periode dat het katholicisme
in onze streken verboden was. Als
bronnen voor zijn werk gebruikte
hij o.m. visitatieverslagen van de
provinciaal Overste van de Orde en
andere verslagen die in het archief
van de orde aanwezig waren. In zijn
studie besteedt hij ook aandacht aan
het klooster van Oudorp. Over de
Sint Pontiaansvloed van 1552 schrijft
hij dat deze niet alleen wateroverlast
bezorgde, maar volgens de oudere
Karmelitaanse geschriften die hij
citeerde, ook gepaard ging met
"beukende winden." De schade
bleef echter niet alleen beperkt tot
de kloostergebouwen, de storm
veroorzaakte een serie gebeurtenissen
die in de jaren erna uiteindelijk tot de
sluiting van het Karmelietenklooster in
Oudorp zouden leiden.
Verkwisting en diefstal
luiden de ondergang in.
Het klooster was er niet alleen slecht
aan toe door de overstroming. Uit een
visitatieverslag van de provinciaal
Everardus Billick, de hoogste
Karmeliet in de Nederlanden, blijkt
dat de communiteit van Oudorp
in 1553 ook om andere redenen
in crisis verkeerde. Er waren her
en der gelden opgehaald om de
hoognodige reparaties te verrichten
aan de gebouwen, maar prior Frans
Adriaansz. had daar andere plannen
mee. Hij gaf het kloosterkapitaal uit
aan andere dan geestelijke zaken en
toen de grond hem te heet onder
de voeten werd, ontvluchtte hij
samen met enkele andere afvallige
medebroeders het convent, met
medeneming van een behoorlijk
gedeelte van de Oudorpse bezittingen
van de Karmelieten. Provinciaal Billick
probeerde de ondergang van het
klooster te voorkomen door tijdens
het provinciaal kapittel in Boppard
gedaan te krijgen dat Oudorp onder
toezicht werd geplaatst van het
moederconvent in Haarlem. Om
het klooster te beschermen tegen
schuldeisers liet de deken van Hoorn
in 1553 beslag leggen op de goederen.
Provinciaal Billick tekende hier op 13
oktober 1553 protest tegen aan. Hij
had het geld nodig om het klooster
draaiende te houden. Er kwamen extra
inkomsten doordat het klooster werd
belast met het pastoraat over de eerder
genoemde Pancratiuskapel. Ook liet
Billick versterking aanrukken in de
persoon van pater Hendrik Taxius uit
Utrecht, maar deze hield de ellende
in Oudorp al in 1554 voor gezien. Net
zoals Adriaansz. en consorten bestal
hij het klooster en nam de vlucht
met onbekende bestemming. Ten
einde raad liet provinciaal Everardus
Billick in 1555 door zijn rentmeester
Diederick van Teijlingen een stuk
land ter grootte van 7,5 gars ofwel 3
hectare in Overdie verkopen, dat het
klooster in bezit had. Het kwam in
eigendom van Jan Gerytsz. in Haarlem.
De overstroming en de financiële
malversaties in de jaren die erop
volgden, waren belangrijke factoren in
de ondergang van het klooster, al liet
het definitieve einde nog wel enkele
jaren op zich wachten. Wat zeker
niet tot het herstel heeft bijgedragen,
waren de geruchten die er in 1561
over het klooster rondgingen. De
Chroniqueur Eikelenberg noteert dat
men in dat jaar niet leefde volgens
de regels van de orde, de altaardienst
verwaarloosde en zelfs onderdak had
geboden aan drie moordenaars.
Oudorp werd na alle financiële
malversaties nauwlettend in de gaten
gehouden. Er staan visitaties genoteerd
door provinciaal Joannes Meijerius
in de jaren 1563, 1564, 1565, 1566 en
r
-v tTr-
KxTxp l«cmA"yo9vuüt>cip«>if!cn
yJiwmm'oW WxicfW» fftitnujfa -Efuhtw
-xv&fk femSiftwcSm' pwiwuwet
n/vr-(I r,\/n i' It t'fnf yi iMr i'p AyQ^ILOOTH
iiv IÏU-MVM '"v- -•
cwutnt ftntj&cmnitn W fnf l tiiV fioftb
tiV 'fl cntë c
»«cxR /50» (Scfïrutniïl wi'.i
»cvx 'r,>,9A**ibs\r>»(xf t.'ntr> f><„\(M
i/lt f5>l6;C/)l«^mtlli'()llt]
>«i'ninm< Kitts fovovfS ffw t*i
tj<Wg6?(& 1 Scu'x wcwrtnwdxBtu&fnV x'nV _9pcl«iff
V|T( cuxotWnV; f<^6&fts>to$w:6 lofcmW.iV t
ïMk|J tgnw&fn »6c /JwS6»
Ut(116 ntffótfa «V yxccux«lu' W< v
tCC11 x 11- >l«lm» fi<x. CHV.imX- 1
i-
rw«., S.ct.l.fs»'» IMf»
<>v"
ma.fl fmf <f
,m.ntó»*
Ami -rl"-"
«[/Wvvxwi^iixrcAHfwmv'vi. »i« -■
mint«Xcst»».»»»»
SfptaJpaM, yn.a..m .•»•.-• J
ciuii'xiSilvn'tsnwl"/^ i'ut /tta vi»m is. I x
111^ I I'll I
i,„jk»36,v, kn ft -
13. De restanten van het klooster in 1573. Detail uit: Historieprent van Het beleg
van Alkmaar, door Jan Volkersz., ca. 1640 (collectie Regionaal Archief Alkmaar)
16 KRONIEK VAN OUDORP 2017